Leven na de advocatuur
Op 1 januari 2013 maakte Arwin Bos de overstap van de Zuidas naar het platteland. Van procedures naar piepers: een groter contrast bestaat niet, zo is de eerste indruk. Maar er zijn ook opvallend veel gelijkenissen. In het tweede deel van onze serie over uitstijgers uit de advocatuur een ontmoeting met een bevlogen aardappelboer.
Tekst: Quirine des Tombe en Nick van den Hoek
Hoewel Arwin Bos is opgegroeid tussen de aardappels, is er door zijn ouders nooit druk op hem uitgeoefend om het familiebedrijf over te nemen. In tegendeel, hij werd gestimuleerd om iets heel anders te gaan doen. Hij was (en is) een echte alfa, maar toen hij rechten ging studeren, had hij niet de intentie om advocaat te worden. Arwin wilde – zoals het gros van ons – gewoon een brede opleiding waarmee je nog alle kanten uit kunt. Door de advocaten van Stibbe die in zijn studentenstad Leiden rondliepen, is hij overgehaald om daar stage te lopen; en werd hem al snel een baan aangeboden. Advocaat worden was zeker geen vooropgezet plan.
‘Als advocaat bij een groot
kantoor leef je in een bubbel’
Combinatie kriebel en kans
Arwin werkte op de sectie bestuursrecht en deed met name (procedures over) milieurecht, omgevingsrecht en grondrechten. Toen hij medewerker werd, begon hij zich af te vragen of hij zichzelf oud zag worden in het vak. Hele dagen achter de computer, veel aandacht voor details en weinig ondernemerschap. In diezelfde tijd besloot zijn vader met pensioen te gaan. Eén en één was twee: Arwin besloot om per 1 januari 2013 – voor een periode van in ieder geval vijf jaar – aardappelboer te worden. In de eerste paar jaar bleef hij wel advocaat om in de rustige periodes van zijn bedrijf wat bij te klussen in de flexibele schil van Stibbe.
Potato pota(h)to?
De voor de hand liggende verschillen tussen de twee beroepen, kunnen wij allemaal bedenken: de plek (binnen/buiten), de sfeer (pak/kloffie), het aandachtsgebied (op de details/het grote geheel), het gereedschap (wetboek/tractor), de sociale omgeving (kantoorgenoten/alleen), we kunnen nog wel even doorgaan. Maar wat is nu hét grootste verschil tussen beide beroepen? ‘De bubbel’, antwoordt Arwin. ‘Als advocaat bij een groot kantoor leef je in een bubbel waar alle randzaken voor je worden geregeld en waarin je uitsluitend samenwerkt met intelligente mensen. Ook krijg je goed betaald en is je inkomen vanzelfsprekend. De advocatuur realiseert zich onvoldoende wat een luxe dat is.’
Als akkerbouwer (naast aardappelen worden er ook andere gewassen geteeld) doe je alles zelf en ligt het uurtarief rond de vijfentwintig euro. Verder zijn de inkomsten in zijn algemeenheid minder zeker omdat je afhankelijk bent van het weer; en van de marktprijs, die bijvoorbeeld het laatste jaar flink is gedaald. Daar moet je tegen kunnen. Een ander groot verschil is dat een boerderij een veel duurzamer commitment vereist dan de advocatuur. Als advocaat kun je betrekkelijk eenvoudig de boel de boel laten, maar een boerderij is zo kapitaalintensief, daar stap je niet zomaar uit.
Maar er zijn ook overeenkomsten. En eigenlijk vormen die het meest opvallende onderdeel van het interview. Wij hadden ons nooit gerealiseerd dat ook een boer jaarlijks opleidingspunten moet halen om zijn licentie (gewasbescherming) te behouden. Of hij dat daadwerkelijk doet, wordt bijgehouden door een soort-van-Orde. Er is misschien geen wekelijks lunchmoment om de laatste ontwikkelingen in het vak te bespreken, maar vaktijdschriften zijn er volop in de agrarische sector.
Gezonde competitie
Ook is er, net als in de advocatuur, sprake van gezonde competitie tussen de beroepsgenoten onderling, ware het niet dat die competitie om iets anders draait. Advocaten willen de meeste kennis hebben, boeren het meeste land. Op een andere manier willen beiden dus de grootste zijn. ‘Potato pota(h)to, zullen we maar zeggen. Verder kent elk beroep vijanden als het om je eigen agenda gaat. Waar dat in de advocatuur veelal de baas, de wederpartij of de rechtbank is (over de klant komen we zo nog te spreken!), is dat in het boerenbedrijf het weer. Het hollen en stilstaan gaat dus onverminderd door, zij het door een andere factor.
‘Tijdens het rooien moet
ik alle zeilen bijzetten’
Arwin Bos: ‘Ik kan me ook nog herinneren dat soms al het werk tegelijk leek te komen. Dat is nu nog steeds zo. Tijdens het rooien moet ik alle zeilen bijzetten om de aardappels op tijd de grond uit te krijgen.’ Waar hij bij Stibbe in rustigere tijden zijn kennis onderhield door te publiceren, pleegt hij nu onderhoud aan zijn machines. De totale hoeveelheid werk is overigens (ook) niet veranderd. Hij werkt nu zelfs misschien wel meer uren dan toen hij nog aan de Zuidas werkte. En dat heeft te maken met – daar hebben we hem – de klant. Die is overal even veeleisend.
Bijzondere aardappelrassen
Wat kunnen de advocatuur en het boerenbedrijf van elkaar leren? Arwin heeft uit de advocatuur twee belangrijke vaardigheden meegenomen: luisteren naar klanten en zich onderscheiden. Door lange tijd in Amsterdam te hebben gewerkt, weet hij waar men naar op zoek is: bijzondere aardappelrassen met veel smaak. Verder heeft hij zich weten te onderscheiden door een andere insteek te hebben. Waar 95 procent van de aardappelboeren zich met name richt op productie, richt hij zich met name op de verkoop, en dus ook op het vermarkten van de aardappels. In plaats van twee of drie grote afnemers heeft hij meer dan honderd kleinere afnemers. Restaurants en burgerbars uit de Randstad bijvoorbeeld. En een webshop voor directe verkoop aan consumenten. Op die manier haalt Arwin een gelijke omzet met minder productie. Omgekeerd kan de advocatuur ook veel leren van het boerenbedrijf. Boeren innoveren steeds meer. De advocatuur is over het algemeen toch nog redelijk conservatief. Arwin Bos: ‘Ik denk dat advocaten meer vrijheid moet worden gegund om de toekomst van de advocatuur zeker te stellen. Avond na avond doorwerken en elke dag een das om is niet meer van deze tijd.’
‘Elke avond doorwerken
en elke dag een das om
is niet meer van deze tijd’
Vijf jaar later, en nu?
De door Arwin zelf ingelaste proefperiode is net ten einde. Hij geniet van het ondernemerschap, het buiten zijn, en de intellectuele uitdaging die hij vindt in zijn bestuurlijke betrokkenheid bij Royal Cosun (een grote globaal opererende akkerbouw coöperatie; moederbedrijf van onder meer Suikerunie en Aviko met twee miljard omzet). Hij gaat het bedrijf van zijn vader dan ook volledig overnemen. Op de vraag of hij ooit nog terug zou willen naar de advocatuur, antwoordt hij: ‘Ik denk dat ik eerder als generalist zou gaan werken binnen een bedrijf, bestuur of de politiek. Als ik al zou terugkeren naar de advocatuur, zou ik met de kennis van nu in ieder geval anders adviseren. Ik zou minder bezig zijn met het uitsluiten van risico’s, en de nadruk leggen op het geven van een praktisch advies, waar de klant verder mee kan. Je moet de jas van advocaat kunnen uittrekken om ondernemer te worden, maar ook om de ondernemer goed bij te kunnen staan’.