1. Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?
De keuze voor rechtenstudie werd ingegeven door mijn wens om in een positie te komen dat je echt iets tegen “rotstreken” kunt doen; na mijn studie was dat idealisme nog niet over en toen een studievriend mij na mijn diensttijd een plek in zijn kleinschalige familieadvocaten-kantoor aanbood, was dat voor mij de bevestiging dat het lot mij in toga wilde hebben.
2. Welke zaak is u het meest bijgebleven?
Dat was bepaald geen standaard zaak: het ongedaan maken van een adoptie. In de jaren negentig heb ik mij heel erg opgewonden over de rechtsgang en het optreden van de rechter daarin (ik had bijna echt ruzie met haar) omdat mijn cliënt op aanwijzing van die rechter onderzoeken moest ondergaan die passen bij een geestelijk gestoorde crimineel. Het is uiteindelijk gelukt maar cliënt moest wel langdurig spitsroeden lopen.
3. Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?
De manier van communiceren. Tot en met de jaren tachtig had je tijd om een zaak rustig bij de ochtendpost van 9 uur uit te pakken, erover na te denken, het stenoblok van je secretaresse te vullen en dan een paar dagen tijd voor reflectie te hebben voordat de reactie via de post terugkwam waarop je dan weer moest reageren. Anno 2018 zijn die drie dagen gecomprimeerd tot 3 minuten. Kortom, het gaat allemaal véél sneller maar daardoor niet beter.
4. Vindt u dat de overheid voldoende rekening houdt met het vak van advocaat?
Als je “de overheid” ziet als een groep politici die vanuit Den Haag richtlijnen uitvaardigen onder druk van politieke motieven, dan is mijn antwoord NEE. De advocatuur was er lang voordat deze “managers met een mandaat voor 4 jaar” aantraden en heeft zich heel lang als “eerbiedwaardig instituut” dat in ook in stilte veel goed kan doen staande gehouden. Ik ben bang dat dit eigen karakter van de hulpverlening in de komende jaren ten onder gaat aan steeds van verder voortwoekerende detaillistische regelzucht in combinatie met (of gevoed door) de alom aangeprezen cyber-technieken die het menselijk ingrijpen steeds verder naar de achtergrond duwen. Anders gezegd: we kunnen nu nog met de griffie bellen om een drama te voorkomen, maar straks is er alleen nog een website met een ontoereikende multiple choice problemenlijst waar, als het even tegenzit, nog gehackt van wordt gemaakt ook.
5. Wat vindt u het leukst aan uw vak? Indien u het allemaal overnieuw zou mogen doen, zou u dan een ander beroep hebben gekozen?
Het leuke van de advocatuur is dat je je medemens (als particulier of verpakt in een bedrijf) kunt helpen om een probleem en verdriet te overwinnen. En die hulp komt niet alleen uit de Wet die je kent en op de casus toepast, maar ook uit jezelf. Dit laatste begint als besef ook binnen de Orde op te leven; het gaat niet alleen maar om technische kennis, empathie is ook belangrijk. Ik hoop alleen (zie vraag 7) dat dit benadrukken van empatisch vermogen niet wordt gebruikt als een reclameboodschap om zoveel mogelijk cliënten binnen te halen. Je moet het echt menen en ernaar handelen en ook bereid zijn om af en toe eens iets voor niets te doen.
Ik zie mij –in de lijn van het voorgaande– zelfs in een tweede leven niet nog eens 40 jaar advocatuur doen.
6. Er is veel te doen over pensioenleeftijd; wat vindt u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?
De “dood in het harnas” is geen goed streven. Je moet stoppen voordat je door slijtage fouten gaat maken. Mensen hebben allemaal een genetisch bepaalde “eigen leeftijd”; periodes van 365 dagen zeggen niet zoveel. Als je gezondheid goed blijft, lijkt mij 70 jaar een mooie leeftijd om te stoppen. Ben ik zelf ook van plan.
7. Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?
“Onwetendheid is de bron van alle narigheid en uit ongeduld is nog nooit iets moois geboren”, dus neem de tijd (geldt zeker voor de jonge advocaten) om : “Je hebt wèl iets te verbergen” (van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis , uitgever De Correspondent) te lezen; echt een eye-opener als we het serieus over de gevaren van internet, privacy en de nieuwe wetgeving daarover hebben.
Voor alle advocaten geldt dat ons vak, als een van de drie raderen in de rechtsbedeling (zittende, staande en rennende magistratuur), bedoeld is om bij te dragen aan een ordelijk draaien van de maatschappij (zonder eigen richting en zonder onnodige escalatie). Dat houdt in dat je geen olie op het vuur gooit, dat je jezelf niet als stierenvechter op de voorgrond plaatst, want de rechtzoekenden zijn volstrekt niet gebaat bij een “arena-model” ook al roepen ze in het eerste gesprek dat ze “tot het gaatje willen gaan”. Ga je daar als advocaat meteen in mee, dan is dat misschien even leuk voor je ego en omzet, maar misken en misbruik je de tot dat eerste gesprek opgebouwde emotionele instabiliteit van je cliënt en flik je hem of haar een “rotstreek”. En dàt is nu niet de bedoeling!