Boris Dittrich over tien jaar campagne voor homorechten

Na ruim tien jaar in de frontlinie tegen anti-homogeweld en ­discriminatie stopt voormalig advocaat en rechter Boris Dittrich met zijn werk voor Human Rights Watch om een gooi te doen naar een zetel in de Eerste Kamer voor zijn partij D66. Zijn missie voor gelijke rechten lijkt nu urgenter dan ooit.

Tekst: Nick van den Hoek en Annelies van Ochten

Meer dan tien jaar na zijn eerste interview aan het ABB treffen we Boris Dittrich opnieuw, ditmaal op het terras van café De Jaren in Amsterdam, vlak voor de Pride-week, die hij ieder jaar trouw bezoekt. Tijdens het interview in 2006 was de voormalige advocaat en rechter net gestopt als fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer. Inmiddels is hij meer dan tien jaar homorechtenactivist voor Human Rights Watch (HRW), maar met dat werk zal hij met ingang van 1 oktober 2018 stoppen om zich kandidaat te stellen voor de Eerste Kamer voor D66. Hij blijft wel als mensenrechtenactivist actief.

Hoe bent u de Amsterdamse advocatuur ingerold?
Boris Dittrich: ‘Toen ik nog rechten studeerde in Leiden wist ik al dat ik dolgraag in Amsterdam wilde wonen na mijn studie. Het lag dus voor de hand mijn studentstage bij een Amsterdams kantoor te doen. Ik woonde nog in Leiden dus ik dacht: laat ik een kantoor kiezen dat dichtbij het Centraal Station ligt. Ik kwam uit bij Stibbe – waar ik nog nooit van had gehoord – aan het Rokin. Ik werd uitgenodigd voor een interview met twee heren in driedelig pak en dikke sigaar – in de rooksalon –, die heel erg van “wij Stibbe” waren. Ik was erg naïef en antwoordde op de vraag waarom ik bij Stibbe wilde werken: het ligt zo lekker dicht bij het Centraal Station. Ze dachten dat ik een grapje maakte en één van die partners (Frans Corpeleijn) zei: “Wij hebben iemand met humor nodig”. Mijn baan bij Stibbe was een feit. Vervolgens deed ik tijdens mijn studentstage één keer iets slims en werd ik aangenomen als advocaat-stagiair’. Zo simpel kan het zijn. Bij Stibbe hield Dittrich zich bezig met zaken op het gebied van onroerend goed, ook huurrecht. Het behandelen van strafrechtelijke kwesties of zaken op andere socialere gebieden werd niet gestimuleerd. Na zijn stage kwam ­Dittrich terecht bij Ingelse, waar hij zich bezig hield met strafrecht en vreemdelingenrecht, en zaken behandelde op toevoegingsbasis. Daarnaast is hij voorzitter geweest van de Jonge Balie.

Dittrich: ‘Meestal duurt het voorzitterschap van de Jonge Balie een jaar, maar bij mij iets langer. Dat kwam omdat het bestuur voor ons ruzie kreeg. Er verscheen een oproep in het ABB dat de Jonge Balie nieuwe bestuursleden zocht en dat kwam voorbij toen ik zelf net uit de kast was. “Kan je dit wel doen als je homo bent?”, vroeg ik me af. Ik heb toch maar gesolliciteerd en ik werd aangenomen’.

Splitsing
‘In die tijd had je een duidelijke splitsing tussen de commerciële advocatuur en de sociale advocatuur en die advocaten praatten onderling niet met elkaar. Die zagen elkaar als vijanden. De commerciële advocaten werden gezien als handlangers van het kapitalisme en de sociale advocaten als idealistische oproerkraaiers, bij wijze van spreken. Ik zat bij Stibbe, maar mijn hart ging uit naar de sociale advocatuur. We bedachten dat de enige manier om beide partijen bij elkaar te brengen via cultuur is; evenementen organiseren die iedereen leuk vindt. We hebben toen alle advocaten uitgenodigd voor bijeenkomsten met Youp van ‘t Hek en Adèle Bloemendaal. Die waren toen erg populair. En we nodigden ook rechters uit – als lokkertje – en die kwamen ook allemaal. Dat werkte. Er was een borrel na afloop en daar bleven ook de sociale advocaten hangen, die met het bestuur van de Jonge Balie maar ook met aanwezigen uit de andere groep in gesprek gingen’.

‘Ik zat bij Stibbe, maar mijn hart
ging uit naar de sociale advocatuur’

Was u toen al uit de kast op uw werk?
‘Toen ik bij Stibbe werd aangenomen had ik een relatie met een vrouw. Kort daarna ontdekte ik dat ik niet bi- maar homoseksueel ben en ontmoette ik mijn vriend, nu mijn man. Toen mijn patroon het leuke idee had een diner te organiseren bij hem thuis voor alle stagiaires inclusief partners, zei hij tegen mij: “En dan neem jij je vriendin mee”. Die had hij weleens ontmoet. Ik moest dus wel opbiechten dat ik inmiddels een vriend had in plaats van een vriendin. Mijn patroon reageerde: “Dus jij bent zo?” en trok de uitnodiging in omdat hij eerst met zijn vrouw wilde overleggen. Het duurde vervolgens een week tot hij zei: “Ik heb het er met mijn vrouw over gehad en we hebben besloten dat je met je vriend mag komen, maar alleen als het een bestendige relatie is”. En dat beaamde ik toen, al wist ik dat natuurlijk nog niet. Inmiddels zijn we 36 jaar samen. Jaren daarna is zijn zoon uit de kast gekomen. Hij vertelde me op een Stibbe-reünie dat hij – als streng katholiek – door het ontmoeten van mijn man opener is geworden over homoseksualiteit. Dat vond ik wel mooi’.

Boris Dittrich: ‘Ik deed tijdens mijn studentstage één keer iets slims
en werd aangenomen als advocaat-stagiair.’

Hoe zit het met out zijn binnen de advocatuur in de andere landen waar u werkzaam bent of bent geweest?
‘In het buitenland loopt men voor op Nederland. In de VS zijn de advocaten veel militanter. Uit de kast komen is daar bijna een politieke daad, omdat het in de algemene maatschappij moeilijker ligt. Daar wordt het gevierd als je uit de kast komt als advocaat en krijg je zelfs een diner aangeboden’.
‘Op dit moment werk ik aan een toespraak voor de Balie van São Paulo, over eenzaamheid. Eenzaamheid voor je coming out, dat delen veel lhbt’ers [lhbt is de afkorting voor lesbisch, homo, biseksueel en transgender, red.] Als je op seksueel vlak anders bent, dan isoleer je jezelf van je omgeving. Dat is anders dan samen anders zijn, bijvoorbeeld als gezin op grond van huidskleur, dan heb je steun aan elkaar voor de discriminatie die je ervaart. Hoe je omgeving eruitziet en hoe sterk je zelf in de schoenen staat is bepalend voor hoe je met die gevoelens van isolement kunt omgaan. Op dat vlak doet Nederland het overigens redelijk goed’.

‘In de VS is uit de kast komen
bijna een politieke daad’

Vanuit uw huidige functie kwam u onder meer op voor de Afrikaanse advocaat Michel Togúe, de winnaar van de Geuzenpenning in 2016.
Dittrich: ‘Michel Togúe is advocaat in Kameroen, waar homoseksualiteit strafbaar is. Homo’s worden daar opgepakt en in de gevangenis gezet – vaak zonder advocaat en soms jarenlang – tussen enge types als drughandelaren en moordenaars; ze worden daar in elkaar geslagen en verkracht. Mijn onderzoekers hebben daar met gevangenen, familieleden en stakeholders gesproken. Het is mijn taak als global advocacy director om met dat rapport met overheden om de tafel te gaan om te zorgen dat de mensenrechtenschendingen stoppen’.

Doodsbedreigingen
‘Michel Togúe is bijzonder. Hij is hetero, heeft een vrouw en kinderen. Hij deed veel commercieel werk en hij vond het als idealist bizar dat homo’s geen advocaat kunnen krijgen. Hij had succes. Hij heeft soms lhbt’ers vrij gekregen en werd daardoor erg gediscrimineerd. Hij ontving meerdere doodsbedreigingen voor zijn vrouw en kinderen. Mede door mijn bemiddeling heeft zijn gezin asiel gekregen in de Verenigde Staten. Hij reist nog regelmatig naar Kameroen om daar cliënten te verdedigen. Togúe kreeg de Geuzenpenning omdat hij ondanks de sociale druk en bedreigingen doorging met het verdedigen van lhbt’ers. Toen Togúe een bezoek bracht aan de Amsterdamse Orde sloeg toenmalig deken Kemper met de vuist op tafel en riep: “Dit kunnen we niet accepteren”. Kemper heeft toen een brief geschreven aan de Balie in Kameroen dat de systematische uitsluiting van lhbt’ers niet acceptabel is en dat Togue beschermd moest worden in plaats van tegengewerkt. Geen idee overigens of hij daar ooit reactie op heeft gekregen’.
Hoe ziet uw werk voor Human Rights Watch er verder uit?

Boris Dittrich op bezoek bij de president van Malta voor
een gesprek over transgenderrechten en abortus.

‘Wij zijn een vrij kleine divisie binnen HRW, dat in totaal vijfhonderd medewerkers heeft. Ik werk met zeven mensen, die werken vanuit Afrika, Berlijn en New York en we zijn gespecialiseerd in onderzoek. Ik ben net terug van een reis in het Caribisch gebied waar elk eiland homoseksueel gedrag strafbaar stelt, met zelfs levenslange gevangenisstraf in Barbados. Daar hebben we onderzoek gedaan naar de vraag wat de invloed is van een wettelijke strafbaarstelling op het leven van lhbt’ers. Elke keer als ik met parlementsleden en ministers praat zeggen ze: “Deze bepaling is wel in de wet opgenomen, maar passen we niet toe”. Ons onderzoek toont aan dat lhbt’ers door het bestaan van de wet tweederangsburgers worden. Ze zijn daardoor vatbaar voor chantage, worden ontslagen of door familie uitgesloten. Daar gaat zo’n rapport over. Ik praat met rechters, advocaten, parlementsleden en probeer ze ervan te doordringen dat zo’n wet in strijd is met allerlei verdragen en dan hoop je dat dat invloed heeft’.

En heeft het invloed?
‘In Mozambique is de strafbaarstelling in 2015 uit het wetboek gehaald. Daardoor mogen homo’s zich verenigen en ontstaat er een civil society. Toen ik elf jaar geleden ben aangetrokken was de reactie van de meeste diplomaten met wie ik sprak: “Wij praten niet over seks”. Ze hadden niet door dat het niet om seks maar om mensenrechten gaat. Inmiddels zijn resoluties aangenomen en er is een expert op het gebied van seksuele oriëntatie en genderidentiteit bij de VN aangesteld. Dat was overigens een zwaar gevecht met allerlei landen’.

Is het soms te onveilig om ergens te werken?
‘Ja, bijvoorbeeld in Iran. Daar zou ik graag werken. Er zijn nogal wat rechterlijke uitspraken die nadelig uitpakken voor de lhbt-gemeenschap. De jurisprudentie is erg ondoorzichtig. Het is vaak niet helemaal duidelijk waarvoor men wordt veroordeeld en daar zou ik graag onderzoek naar doen, maar dat is te gevaarlijk. Ik ben niet zozeer bang dat mij wat wordt aangedaan, maar ik kan worden opgepakt. HRW wordt gezien als een Amerikaanse organisatie – het hoofdkwartier zit in New York – en dat maakt het te risicovol. Als ze zeggen dat je een Amerikaanse spion bent en je daarvoor oppakken, dan kan het zomaar vijf jaar duren voordat je vrijkomt’.

‘Het gaat niet om seks,
maar om mensenrechten’

Gebruikt u in uw huidige werk vaardigheden die u heeft geleerd als advocaat?
‘Jazeker, al is moeilijk aan te wijzen wat precies uit mijn advocatentijd komt. Wat ik uit de advocatuur heb meegenomen is dat je niet emotioneel betrokken moet zijn bij een zaak. Een tijd geleden wilde men in Oeganda de doodstraf invoeren op homoseksueel gedrag. Daar zijn wij het niet mee eens, dus ik ben naar Oeganda gegaan. Ik was toen net begonnen bij HRW en mede daarom heel enthousiast. Ik had een afspraak met de minister die hiervoor verantwoordelijk was en het betreffende wetsvoorstel zou gaan indienen. Ik was dus op het juiste moment in Oeganda. Ik had eerst (undercover) gesproken met de homogemeenschap en had me goed voorbereid. Ik wist bij welke verdragen Oeganda was aangesloten, welke waren geratificeerd en waar ze voetnoten bij hadden geplaatst. En de commissies die over die verdragen gaan hebben gezegd: niet discrimineren tegen seksuele minderheden. Ik overhandigde de minister dat pakket aan onderzoek en hij zei: “Do you know what we do with human rights?” En hij gooit het pakket door de kamer tegen de muur. “That’s what we do with human rights.” En vervolgens steekt hij van wal dat ze ergere problemen hebben, zoals armoede en werkloosheid. Hij beweerde ook dat er geen homo’s zijn in Oeganda. Ik bleef kalm en zei dat ik ze die morgen nog had gesproken. Toen was ik wel blij dat ik advocaat ben geweest. Ik kan zo’n gesprek daardoor beter aan. Als ik die ervaring niet had gehad was ik misschien wel boos opgestapt. Maar wie heeft daar wat aan? Zeker de homogemeenschap in Oeganda niet. Die krijgen zo’n man nooit te spreken. Bij het uitgeleiden zei hij: “You know that we have elections in three weeks, right? I can’t do anything with human rights, otherwise I won’t get re-elected.”

Dat klinkt meer als mediation dan als pleiten.
‘In dat geval zeker. Ik word ook weleens in parlementen opgeroepen als expert, bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland. Daar heb ik een aantal jaar geleden in het parlement voor openstelling van het huwelijk gepleit. Dat is echt vergelijkbaar met het voordragen van een pleitnota’.

Zou u als advocaat verdachten van homo-geweld bijstaan?
‘Ja, dat zou ik wel doen. Iedereen heeft recht op een verdediging en ik zou ook benieuwd zijn wat zo iemand daartoe aanzet. Onder omstandigheden kan ik me voorstellen dat je een zaak niet aanneemt, maar in beginsel zou ik dat zeker doen en dat heb ik ook gedaan. Ik heb een aantal zaken gedaan van potenrammers en ook van slachtoffers, die dan naar de politie gingen en daar werden uitgelachen. Daarom heb ik er als Kamerlid voor gezorgd dat homo-gerelateerd geweld werd geregistreerd. De politieman of -vrouw die de aangifte opneemt, moet hiervan melding maken en zodoende hebben we daar nu cijfers over. Tegenwoordig is homogeweld groot nieuws maar in de jaren ’80 gebeurde het net zoveel, denk ik, misschien nog wel vaker, maar het was onzichtbaar. Als rechter zag ik heel vaak dat iemand om die reden in elkaar was geslagen, maar in de tenlastelegging werd dat niet vermeld. De bloedneus wel, daar kan je een foto van maken, maar dat de verdachte daar “vuile poot” of “lesbo, ik zal je eens” bij had geroepen, dat stond er niet in. Dat is ook lastig te bewijzen’.

Toen u in Nederland pleitte voor openstelling van het huwelijk, was het COC tegen dat plan. Hoe zat dat?
‘In 1993 was ik rechter en begon ik met campagne voeren, in 1994 werd ik gekozen als Kamerlid. Ik kreeg een brief van het COC met als strekking: “Hebben we eindelijk iemand die openlijk homoseksueel is in de Kamer en dan wil hij het huwelijk openstellen”. Daar waren ze niet blij mee. Dat heeft me toen wel slapeloze nachten bezorgd. Het bestuur van het COC – een groep oude mannen – vond dat het huwelijk moest worden afgeschaft omdat het een “hetero normatief en onderdrukkend instituut” zou zijn. Ik heb ze toen uitgenodigd in de Kamer en zei: “Als je niet wil trouwen dan moet je niet trouwen, maar je moet anderen niet de keuze ontnemen”. Eerst gelijkstellen en dan (misschien) afschaffen. Er is een nieuw bestuur gekomen dat vóór was, wat uiteraard hielp. In de begintijd zeiden de tegenstanders: “Nergens in de wereld kan je als homo trouwen en dan kom jij als jurist met dat idee van het homohuwelijk. Dat kan vast niet en bovendien is je eigen achterban (het COC) ook geen voorstander”.

Boris Dittrich is ook als schrijver van literaire thrillers actief.

Staatscommissie
‘De grootste hobbel was toen dat de meeste niet-juristen zeiden dat het niet kon omdat het nergens kon. Er is een Staatscommissie (Kortmann) gekomen om onderzoek te doen. Daar zaten negen mensen in die in grote meerderheid hebben geoordeeld dat het wel degelijk kan en dat het een politieke keuze is. Dat was een goed argument. Er moest gekozen worden: ben je voor of tegen? Na de volgende verkiezingen was ik betrokken bij de onderhandelingen voor de kabinetsvorming voor D66 en er waren twee weken waarin de PvdA en VDD concludeerden dat een tweede paars kabinet zonder D66 niet mogelijk was. D66 wilde euthanasie, openstelling huwelijk, verruimde adoptie en meer geld naar onderwijs. En dat stond toen binnen no time in het reageerakkoord. Het was enkel nog een kwestie van doorzetten.’

De huidige coalitie heeft de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking ouderschap in de ijskast gezet. Is dat ook een kwestie van tijd?
‘Ik hoop dat er haast gemaakt wordt, want het is belangrijk dat kinderen een goede juridische relatie hebben met hun ouders. Daarover kan wel redelijk wat geworden geregeld in convenanten, maar het is beter als het een wettelijke grondslag heeft’.

Onlangs heeft de rechtbank in Roermond geoordeeld dat een derde geslachtsaanduiding op een paspoort of ID-kaart mogelijk moet zijn. Gaat genderidentiteit altijd boven biologie?
‘Absoluut. Wat ik heel mooi vind aan die uitspraak is dat de rechtbank de Yogyakarta-beginselen citeert. Daarin staat dat mensen moeten kunnen zijn hoe ze zich voelen. De rechtbank onderschrijft dat. Ik heb op afstand geholpen de Yogyakarta-beginselen op te stellen toen ik nog Kamerlid was. Alle mensenrechten zijn daarin vertaald naar seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Dat maakt heel inzichtelijk dat er veel mensenrechten zijn die iedereen respecteert, behalve als het om homo’s gaat. De rechtbank in Roermond haalt ook uitspraken aan van rechters uit Nepal en India. Een collega van mij uit India vindt dat geweldig, dat een rechter uit het westen zich laat inspireren door landen in The Global South. Zij heeft daar een artikel over geschreven en dat is weer overgenomen door andere media. Zo steken wij een hart onder de riem van activisten die daar jaren voor hebben gestreden in hun land en nu over de band invloed hebben op het westen’.

Er is veel kritiek op de Nederlandse asielprocedure voor lhbt’ers. Houdt HRW zich daar ook mee bezig?
‘We hebben een aparte divisie vluchtelingen. We zijn van ver gekomen. Toen ik Kamerlid was hadden we Rita Verdonk als minister van integratie en die was erg streng. Zij wilde Iraanse homo’s terugsturen, ze moesten van haar gewoon weer terug in de kast. Geen haan zou er nog naar kraaien volgens haar. Ik ben daarvoor gaan liggen en dreigde met een kabinetscrisis. Premier Balkenende stelde vervolgens voor dat er een soort scheidsrechter moest komen om de patsstelling te doorbreken. HRW is vervolgens gevraagd hier onderzoek naar te doen, waarna een lange brief volgde dat het zeer zeker niet veilig is en dat het tegen de mensenrechten is om van iemand te verlangen zo een belangrijk deel van de eigen identiteit geheim te houden. Verdonk haalde bakzeil’.

‘Dat neemt niet weg dat er wel eens misbruik wordt gemaakt van het feit dat homoseksualiteit recht kan geven op verblijf in Nederland. Daarom moet goed bekeken worden of iemand daadwerkelijk om die reden gevlucht is. Het probleem daarbij is dat veel vluchtelingen niet gewend zijn over hun geaardheid te praten, zeker niet in het bijzijn van hen onbekende tolken. Misschien kennen die hun familieleden wel of zeggen ze in plaats van te vertalen dat homoseksualiteit smerig is. Kom er dan nog maar eens voor uit’.
U ziet veel leed en ook veel vooruitgang. Hoe maakt u de balans op?

‘Met het krijgen van asiel is niet
gezegd dat je ook veilig bent’

‘Er is geen eenduidig antwoord op de vraag hoe het gaat met de homorechten. Sommige instituties zoals de VN of de Organisatie van Amerikaanse Staten doen het heel goed. In landen als Taiwan, Chili, Costa Rica , Cuba en Oostenrijk wordt het debat over openstelling van het huwelijk gevoerd. Twintig jaar geleden werd ik nog uitgelachen in de Tweede Kamer en op straat. Nu wonen meer dan 1 miljard mensen in een land waar het huwelijk is opengesteld. Tegelijkertijd is er in Rusland wetgeving waarin staat dat het verboden is om in het openbaar positief over homoseksualiteit te spreken. Rusland heeft veel invloed in de regio en er zijn ook landen in Afrika die die wetgeving hebben overgenomen’.

Om maar niet te spreken over de situatie in Tsjetsjenië…
‘Een collega van mij is Tsjetsjenië-specialist en wat nu gebeurt met de homo’s in die regio is al eerder gebeurd met woekeraars. Dat zijn mensen waar je je toekomst kan laten voorspellen en die gokspellen aanbieden. Ook vrouwen die geen hoofddoek wilden dragen zijn gemarteld en verdwenen. Daarna waren de homo’s aan de beurt. Dat heeft alles te maken met het feit dat Tsjetsjenië erg islamitisch is geworden onder de huidige leider Kadyrov. Waar ik van ben geschrokken is dat homo’s die hier asiel hebben gekregen van andere Tsjetsjenen foto’s van hun moeders krijgen doorgestuurd met de boodschap “kom terug, anders zijn we bang dat je moeder wat wordt aangedaan”. Ze vertelden mij: “We zijn wanhopig want we houden van onze moeder, maar als we terug gaan worden we gemarteld”. Een daarvan had een Tsjetsjeen gesignaleerd in Amsterdam die hem in de gaten hield. In Berlijn en Toronto zijn Tsjetsjeense agenten gezien die vluchtelingen onder druk hebben gezet om terug te gaan. Ook bij de Nederlandse veiligheidsdiensten is het bekend dat Tsjetsjenië zijn tentakels in Europa uitspreidt. Dus met het krijgen van asiel is niet gezegd dat je ook veilig bent’.

Heftige verhalen. Hoe gaat u om met het leed dat u tegenkomt tijdens uw werk?
‘Soms kan ik wel van slag zijn. Als er mensen vermoord worden die ik ken. Zoals de moord op David Kato, homorechtenactivist uit Oeganda met wie ik in Oeganda had samengewerkt. Kato is in 2011 vermoord en dat verwerken kost tijd. Mijn methode is om te lezen en om te schrijven. In 2011 ben ik als fictieschrijver begonnen. Ik ben ook gevraagd het geschenk te schrijven voor de Spannende Boekenweek (het ABB ontvangt twee exemplaren van het boekje BARST, waarvoor dank). De fictieve wereld die ik zelf heb bedacht is een ontsnapping aan de harde werkelijkheid. In een verhaal, een plot, ben ik de baas. Ik bepaal wie wordt vermoord, wie onderzoek doet en wie de zaak oplost. Ik heb met HRW afgesproken dat ik tijdens mijn reizen en vluchten geen rapporten hoef te lezen, maar dat ik die tijd mag gebruiken om te lezen en schrijven’.

Bent u ook in Amsterdam tijdens de Pride-week?
‘Ja, daar ben ik elk jaar bij. Ik ben niet zo’n feestvarken maar ik ben altijd actief bij de mensenrechtenevenementen die tijdens Pride worden georganiseerd. Zo ben ik dit jaar moderator bij Rights Out There 2018, een evenement in de Lutherse kerk, en modereer ik de conferentie van het College voor de Rechten van de Mens. Zij willen uitdragen dat je met een klacht over discriminatie op grond van seksuele oriëntatie bij het College terecht kan.’

Wereldreligieboot
‘In 2016 heb ik op de Wereldreligieboot gestaan, dat leek me interessant omdat er een rabbijn, imam en een priester zouden meevaren. Mijn man en ik gingen mee als humanisten. Op de kade troffen we de priester bedroefd aan, die had net van de bisschop uit Haarlem te horen gekregen dat hij niet mee mocht varen. De bisschop zou hebben gezegd: “Dit is liederlijk gedrag en ik wil niet dat je je daarmee afficheert”. De priester ging dus niet meer mee. De rabbijn had ook afgezegd omdat het te gevoelig lag dat er een imam zou meevaren en de imam bleek ook afwezig om een soortgelijke reden. Kortom, de problemen van wereldreligies op microniveau. De grap was dat niemand ervan wist en de wereldreligieboot een prijs won omdat het zo’n verbindend initiatief was’.
‘Ik vind het ’t leukst als er buitenlandse gasten zijn. Het is zo leuk met hen mee te varen. Een aantal jaren terug voer ik met twee Afrikaanse lesbiennes mee. Die vroegen: “Waarom zwaaien die mensen naar ons…? Maar wij zijn lesbisch”. Die vonden het te overweldigend en moesten even benedendeks gaan zitten. Ik zei tegen hen: die mensen zwaaien naar jullie ómdat jullie lesbisch zijn. De Syrische jongens met wie ik heb meegevaren vonden het geweldig. Die waren uitgedost en gingen helemaal los’.

Heroes is het thema van de Amsterdamse Pride van dit jaar. Wie zijn uw helden?
‘Ik heb juridische helden. Raphael Lemkin, een Joods jurist, uit Polen gevlucht in de jaren ’30. Lemkin heeft de term genocide bedacht en heeft zich ervoor ingezet dat genocide strafbaar is gesteld. Er is ook een verdrag tegen genocide gekomen. Daarnaast is Lemkin openbaar aanklager geweest in Neurenberg. Dit terwijl zijn hele familie door de nazi’s om het leven is gebracht in vernietigingskampen. Ik vind het mooi dat iemand vanuit die ellende met constructieve ideeën bijdraagt aan een betere samenleving’.

Universele Verklaring Rechten van de Mens
‘Een andere held van mij is René Cassin. Cassin is goeddeels verantwoordelijk voor het schrijven van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hij is na de ellende net na de 2e wereldoorlog niet bij de pakken neer gaan zitten maar zei: “Hier moeten we van leren”. Cassin heeft een systeem weten te volmaken waar de mensheid wat aan heeft en op basis waarvan we nu nog steeds werken’.

Waar bent u zelf het meest trots op?
‘Het meest trots ben ik op de euthanasiewet. Ik was woordvoerder euthanasie en heb hiervoor veel samengewerkt met Els Borst. Het was een ingewikkeld dossier. Toen die wet speelde heb ik stage gelopen bij artsen die bij euthanasie betrokken waren. Ik heb nog een amendement op de wet ingediend dat is aangenomen. De wet zit goed in elkaar en ik vind het een teken van beschaving dat het mogelijk is in Nederland. Er zijn weinig andere landen waar euthanasie uit de achterkamertjes is gehaald. Ik ben trots dat ik daar een bijdrage aan heb kunnen leveren. Mijn moeder is vorig jaar overleden en zij wilde euthanasie. Toen heb ik het van dichtbij meegemaakt’.

‘Het meest trots ben ik op de euthanasiewet’

Is er nog iets dat u kwijt wil?
‘Ja! ik wil nog kwijt dat Lawyers for Lawyers een belangrijke club is. Phon van den Biesen is daarvoor actief. Mijn eerste kort geding in 1983 bij Stibbe was tegen Van den Biesen, die als linkse rakker en een bijtertje bekend stond. Ik heb Phon aan Michael Togúe voorgesteld. Zij zijn samen naar Genève gegaan om een vergadering over verdrukking van advocaten in Kameroen bij te wonen’.

‘Als ik Nederland vergelijk met andere landen lijkt het dat de advocaten in Nederland een beetje blasé zijn geworden en niet meer zo maatschappelijk betrokken zijn. In het buitenland zijn veel advocaten met wie ik werk tevens activist en doen iets in het kader van de vrijheid van meningsuiting of bezoeken bijvoorbeeld gevangenen. Zij zijn betrokken bij de opbouw van de samenleving. Lawyers for Lawyers springt er positief uit. Dus ik sluit af met deze positieve noot’.

Daar kunnen we wat mee. Onder de indruk verlaat het ABB het zonovergoten terras.