Sommatiebrief gericht aan een andere advocaat blijft confraternele correspondentie

Na een paar rustigere zomermaanden zien we in de maand oktober het aantal tuchtrechtuitspraken weer oplopen. Opvallend hierbij zijn uitspraken die zien op klachten over (onnodig) grievende uitlatingen van advocaten. Zo was er de bekende strafpleiter die zich grievend zou hebben uitgelaten over een mediator[1]. En de familierechtadvocaat die tegen de man van zijn cliënte ‘oprotten!’ had geroepen[2]. De klachten tegen beide advocaten werden ongegrond verklaard. In beide zaken stelde de raad voorop dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen en dat die vrijheid slechts wordt beperkt bij het uiten van feitelijk onjuistheden of doen van onnodig grievende uitlatingen. Advocaten mogen zich dus (gelukkig) redelijk vrij uiten.

Een terugkerend fenomeen in de tuchtrechtspraak is echter het overleggen van confraternele correspondentie[3]. De advocaat van bank X sommeerde een wederpartij tot betaling uit hoofde van een civiele vordering. De sommatie ging via de advocaat van die partij en deze advocaat reageerde per e-mail dat zijn cliënt geen reden zag om over te gaan tot betaling. Als reactie werd gedagvaard en de sommatiebrief werd als productie bij die dagvaarding in het geding gebracht. Volgens de advocaat gaat het niet om confraternele correspondentie. Volgens hem betreft het louter een sommatiebrief. “Wanneer deze brief tot onderhandelingen zou hebben geleid over de betaling van een bepaald bedrag, zou de vervolgcorrespondentie tot confraternele correspondentie geleid kunnen hebben. Er zijn echter geen schikkingsonderhandelingen ontstaan, zodat de brief niet confraterneel is”, aldus de advocaat.

De raad van discipline maakt korte metten met dit standpunt en verduidelijkt nog eens dat in rechte geen beroep mag worden gedaan op correspondentie van de ene advocaat aan de andere advocaat bij de behandeling van een zaak, ongeacht de inhoud. Dit is alleen anders indien het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar ook dan geldt dat eerst toestemming van de andere advocaat nodig is en eventueel advies van de deken moet worden ingeroepen. In dit geval is weliswaar (nog) geen sprake is van schikkingsonderhandelingen, maar betreft het wel correspondentie van de ene advocaat aan de andere en die mag dus in beginsel niet in het geding worden gebracht. De klacht met betrekking tot het overleggen van deze correspondentie is gegrond verklaard, maar gelet op de omstandigheden van het geval vond de raad van discipline het niet nodig een maatregel op te leggen.

Hierbij is overigens wel van belang dat is getoetst aan de oude gedragsregels. De nieuwe/huidige gedragsregel 26 geeft een iets andere draai aan het gebruik van ‘vertrouwelijke mededelingen’. Maar daarover later meer.

Door: Benjamin Bijl

 

 

[1] Raad van discipline Amsterdam 10 oktober 2018, ECLI:NL:TADRAMS:2018:200.

[2] Raad van discipline Amsterdam 10 oktober 2018, ECLI:NL:TADRAMS:2018:201.

[3] Raad van discipline Amsterdam 10 oktober 2018, ECLI:NL:TADRAMS:2018:202.