Uiterlijk op 27 maart a.s. moeten organisaties hun zogenoemde ‘UBO’ in een daartoe opgesteld register (het UBO-register) hebben geregistreerd. Een UBO is de ultimate beneficial owner, oftewel de uiteindelijke eigenaar van of degene met de uiteindelijke zeggenschap over hun onderneming, stichting, formele vereniging of kerkgenootschap. Kort en goed komt erop neer dat alle genoemde organisaties moeten registeren wie degenen met zeggenschap over hun organisatie zijn en van hen een flink aantal privacygevoelige gegevens moeten vastleggen.
Tekst: Hannah Brenninkmeijer
De verplichting tot het openstellen van een UBO-register volgt uit de vierde en vijfde Europese anti-witwasrichtlijn. Het zou witwassen, fraude, belastingontduiking en alle overige financieel-economische criminaliteit moeten voorkomen. De Europese anti-witwasrichtlijn verplicht EU-lidstaten de persoonsgegevens van de UBO’s van ondernemingen te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Deze openbaarheid zou een afschrikkende werking op personen moeten hebben die bijvoorbeeld plannen zouden hebben om geld wit te wassen of terroristische activiteiten te financieren. In Nederland is het UBO-register gekoppeld aan het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Welke organisaties moeten hun UBO registreren?
In Nederland moeten de volgende organisaties vastleggen wie de uiteindelijk eigenaar of degene met zeggenschap is:
- (niet-beursgenoteerde) bv’s en nv’s;
- overige rechtspersonen: stichtingen, UBO-plichtige verenigingen (de vereniging van eigenaren is dat niet), onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties;
- personenvennootschappen: maatschappen, vennootschappen onder firma, en commanditaire vennootschappen;
- rederijen;
- Europese naamloze vennootschappen (SEs);
- Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
- Europees economisch samenwerkingsverbanden;
- kerkgenootschappen.
Voor een bv of nv gaat het om personen die meer dan 25% van de aandelen bezitten, of personen met meer dan 25% van de stemrechten of zij met de feitelijke zeggenschap over de onderneming. Een onderneming kan dus meer dan één UBO hebben.
Welke gegevens moeten zij registreren?
Het UBO-register zal een openbaar en een besloten deel bevatten. In principe zal iedereen tegen een kleine betaling toegang tot het openbare gedeelte van het register kunnen verkrijgen. De bezoeker van het register kan niet op naam van de UBO zoeken, maar slechts op naam van de organisatie. De gegevens die de bezoeker van de UBO kan inzien, zijn de volgende: voornamen en achternaam, alsmede diens geboortemaand en -jaar, nationaliteit, woonstaat en de aard en omvang van het economische belang van de UBO in de organisatie.
Het besloten deel van het register zal alleen voor bevoegde autoriteiten en de Fiscale Inlichtingen Eenheid toegankelijk zijn. In dit deel van het register zijn de volgende gegevens terug te vinden: BSN of TIN (het buitenlands fiscaal identificatienummer), geboortedag, geboorteland en -plaats, woonadres en een afschrift van de documentatie die van belang is voor de identificatie van de UBO-identiteit en van de aard en omvang van het economisch belang van de ubo daarin.
Afscherming van openbare gegevens
Een UBO kan om afscherming van de openbare gegevens verzoeken als:
- hij minderjarig is;
- onder curatele of onder bewind staat;
- politiebeveiliging heeft.
Instanties zoals het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst en de Financiële Inlichtingen Eenheid kunnen wel altijd alle gegevens inzien.
Geen registratieplicht voor buitenlandse ondernemingen
Buitenlandse ondernemingen hoeven hun UBO‘s niet in het register op te nemen, maar zullen zich aan de regels van het eigen land moeten houden.
Protest tegen het register
Invoering van het UBO-register was in eerste instantie al op 26 juni 2017 gepland, maar direct na de bekendmaking van het idee het register verplicht te stellen, riep het al veel weerstand uit verschillende hoeken op. Volgens de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie biedt het UBO-register geen toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds bestaande registratie, temeer omdat organisaties de gegevens zelf invullen. Volgens werkgevers- en ondernemersorganisaties werkt het register kwaadwillenden juist in de hand. Volgens VNO-NCW en MKB-Nederland zouden familiebedrijven in Nederland niet uitsluiten dat zij naar het buitenland vertrekken, omdat ze voor hun privacy vrezen als zij worden verplicht hun grootaandeelhouders in een openbaar register in te schrijven.
Niet alleen in Nederland, maar ook Europa-breed is veel kritiek op invoering van het UBO-register geuit. Uiteindelijk heeft dit tot een Europees compromis geleid dat op 15 december 2017 is geopenbaard en op basis waarvan de vijfde Europese anti-witwasrichtlijn is opgesteld. De Eerste Kamer heeft uiteindelijk op 23 juni 2020 met het wetsvoorstel tot invoering van het UBO-register ingestemd en op basis hiervan is de wet op 27 september 2020 in werking getreden. Sindsdien geldt dus voor vrijwel alle organisaties in Nederland de verplichting om hun UBO’s vóór 27 maart 2022 in te schrijven.
Kort geding
Privacy First, een stichting die volgens haar statuten voor de privacy van alle burgers opkomt, heeft een kort geding tegen de Nederlandse Staat aangespannen. Dit om te voorkomen dat anderhalf miljoen Nederlandse organisaties zeer privacygevoelige informatie over hun UBO’s zouden moeten registreren. Volgens de stichting leidt het register eerder tot zwartmaken, dan dat het de gevolgen van witwassen zal tegengaan. Daarom eiste de stichting dat het UBO-register buiten werking zou worden gesteld. Vorig jaar, op 18 maart 2021, oordeelde de voorzieningenrechter dat hij deze vordering niet kon toewijzen, omdat de Staat in dat geval niet meer aan haar verplichting, die uit de vijfde anti-witwasrichtlijn volgt, zou kunnen voldoen. De Staat kan niet in die positie worden gebracht, aldus de voorzieningenrechter. Een oordeel over de rechtmatigheid van een Europese richtlijn komt volgens de voorzieningenrechter toe aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De voorzieningenrechter heeft desalniettemin geen vragen aan dit hof gesteld, omdat een Luxemburgse rechter dat in 2020 al op vergelijkbare wijze had gedaan.
Hoger beroep
Stichting Privacy First is tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter in hoger beroep gegaan. Ook het Gerechtshof ’s-Gravenhage heeft de vordering van de stichting op 16 november 2021 afgewezen. Volgens het hof is het niet aannemelijk dat de UBO’s op korte termijn ernstige schade door invoering van het register zullen ondervinden, wat een vereiste is om op Europese richtlijnen gebaseerde wetgeving in een kort geding buiten werking te kunnen stellen. Daarbij heeft het hof meegewogen dat een UBO die door de openbaarmaking van zijn persoonsgegevens het risico op ontvoering of afpersing of iets dergelijks loopt, de gegevens direct voor het algemene publiek kan afschermen.
Roep om uitstel van de datum van 27 maart a.s.
Op 21 februari jl. hebben ondernemersorganisatie MKB-Nederland en werkgeversvereniging VNO-NCW het kabinet opgeroepen de verplichte UBO-registratie uit te stellen. Ook Familiebedrijven Nederland (FBNed) en ondernemersorganisatie ONL hebben het kabinet daartoe opgeroepen. Naar aanleiding van die oproepen zijn Kamervragen gesteld en hebben verschillende politieke partijen (VVD, SGP en CDA) om uitstel van de verplichte UBO-registratie verzocht. De reden voor de oproep tot uitstel van de invoering is erin gelegen dat volgens deze organisaties en volgens een aantal Kamerleden ten minste moet worden gewacht totdat de door de Luxemburgse rechter aan de Europese rechter gestelde vragen zijn beantwoord. In de uitspraak van de Europese rechter wordt immers vastgesteld of bepaalde richtlijnbepalingen voor het register wel geldig zijn. Volgens stichting Privacy First zal de Europese rechter naar alle waarschijnlijkheid een streep halen door de openbaarheid van het register. In dat kader is van belang dat de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de vragen uit Luxemburg reeds heeft geconcludeerd dat het register in de huidige vorm niet acceptabel zou zijn.
Verzoek niet gehonoreerd
Desalniettemin heeft het Ministerie van Financiën het uitstelverzoek afgewezen. Daarmee staat de deadline van 27 maart 2022 vast. Volgens het Ministerie is de privacy van de UBO’s voldoende gewaarborgd, doordat ook de mogelijkheid wordt geboden gegevens af te schermen. Hoewel volgens de stichting Privacy First en ook volgens de ondernemersorganisaties hier voldoende tegen op te werpen is, geldt dat de datum van 27 maart 2022 nu met rasse schreden dichterbij komt. De sancties op niet-inschrijven of een onvolledige of te late inschrijving zijn niet mals, zoals een geldboete van ten hoogste € 20.750,00 per entiteit of een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Schrijft u zich zo spoedig mogelijk in!
Voor zover uw organisatie daartoe nog niet is overgegaan, betekent dit dat u de UBO van uw organisatie dus toch zo spoedig mogelijk zult moeten inschrijven. Het zal naar alle waarschijnlijkheid druk worden bij het inschrijven van uw UBO, want uit onderzoek bleek dat op 17 maart jl. nog maar een kwart van de organisaties haar UBO had geregistreerd. Wacht dus niet te lang!