De laatste tijd wordt er in de media en daarbuiten veel gediscussieerd over de vraag of wij als advocaten wel kritisch genoeg zijn over wie wij bijstaan. Vroeger richtte die vraag zich vooral tijdens verjaardagen tot de strafrechtadvocaat die een moordenaar of verkrachter bijstond (“hoe kun je zo iemand bijstaan als je weet dat hij het heeft gedaan”), maar tegenwoordig wordt dit breder getrokken. Dan wordt de vraag opgeworpen of de advocaat zich niet moet onthouden van rechtsbijstand aan wat sommigen beschouwen als immorele of zelfs foute cliënten.
Moeten wij een wapenfabrikant bijstaan? Een tabaksproducent? Een oliemaatschappij? Een pedofiel of een moordenaar? De Russische Federatie? De Chinese overheid? Het pensioenfonds dat een deel van zijn vermogen in fossiele brandstoffen heeft belegd? Of een bank die een financiering aan een tabaksproducent heeft verstrekt? Uit deze voorbeelden blijkt wat ons betreft al dat het antwoord op deze vraag ingewikkeld is. Zij is bovendien nauw verbonden met het onderwerp rechtsstatelijkheid.
Als advocaten zijn wij actief onderdeel van onze rechtsstaat en de daarbij horende waarborgen. Daarmee komt ook een zekere verantwoordelijkheid. Het adagium “eenieder heeft recht op rechtsbijstand” is een centrale stelling in elke rechtsstaat. Net zoals Vrouwe Justitia blind is, onderscheidt een beschaafde samenleving zich door een non-discriminatoire benadering van rechtssubjecten. De bescherming die het recht ons biedt is op iedereen van toepassing. Mensenrechten gelden niet alleen voor engelen. Het is in de rechtsstaat nu juist ook de rol en daarmee de verantwoordelijkheid van de advocaat om te zorgen dat eenieder – dus ook de wapenhandelaar, de oliemaatschappij en de dictatoriale staat – een beroep op het recht en haar bescherming kan doen.
Tegelijkertijd heeft iedereen, en dus ook de advocaat, recht op zijn persoonlijke overtuigingen. Vanuit die overtuigingen kunt u de keuze maken om bepaalde cliënten niet, of juist wel, bij te staan. U zult zelf die afweging moeten maken. En wanneer u die keuze heeft gemaakt, dan siert het u om voor die keuze te blijven staan, ook – of misschien zelfs: juist – als de maatschappelijke opvattingen of de omstandigheden wijzigen. Het kan natuurlijk voorkomen dat u gaandeweg tot de slotsom komt dat uw cliënt u onjuist heeft voorgelicht, of dat verschil van mening ontstaat tussen u en uw cliënt over de beste aanpak van de zaak. Dat is echter een andere situatie: dat is de situatie die wordt bestreken door Gedragsregel 14. Het kan zo zijn dat u zich dan zult moeten terugtrekken.
Omgekeerd past het de advocaat niet om andere advocaten af te rekenen op hun keuze. Het feit dat een advocaat de keuze maakt om voor een “controversiële” cliënt op te treden mag geen reden zijn voor afkeuring (of erger). Daar komt overigens bij dat het onthouden van rechtsbijstand aan zogenaamd verwerpelijke partijen uiteindelijk alle andere partijen in het rechtsverkeer benadeelt.
Wij wensen u veel wijsheid toe bij het selecteren van uw cliënten.
Barbara Rumora-Scheltema en Jacqueline Schaap