In de rubriek De Robijnen Bef interviewt het Baliebulletin juristen die al 40 jaar of langer in het vak zitten. Deze maand is het woord aan Sjaak Pleiter.
Naam kantoor: Pleiter Advocatuur
Sjaak Pleiter begon zijn carrière in 1984 als advocaat in de sociale rechtshulp, en stapte in 1992 over naar de civielrechtelijk praktijk als partner in een middelgroot kantoor. Na een compagnonschap van meer dan 20 jaar heeft hij de praktijk voortgezet onder de naam Pleiter Advocatuur. Zijn kantoor richt zich op algemeen civielrechtelijke praktijk, arbeidsrecht en huurrecht. Daarnaast toont het cv van Pleiter ook functies als vaardighedentrainer bij de Beroepsopleiding Advocaten, buurtbemiddelaar bij Beterburen en is hij penningmeester bij de Amstelveense tennisvereniging AMJV.
Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?
“Helemaal los van mijn achternaam – al begon het daar wel een beetje mee – en na een nogal desastreus verlopen kandidaatsfase in Utrecht, was het bijvak Rechtshulp VU in de doctoraalfase van mijn studie de voornaamste ‘duw in de rug’ naar de balie.”
Welke zaak is u het meest bijgebleven?
“Wat mij het meest is bijgebleven is een letselschadezaak van een scholier, ontstaan uit een verkeersongeval in 2000. Ik werd daarvoor in 2012 als advocaat gevraagd. Na nogal wat proces- en tuchtrechtelijke perikelen, waar ik veel van heb opgestoken, mondde dat in 2017 uit in een vonnis waarin aan de client een kleine 3,5 miljoen euro vergoeding werd toegekend. Maar die ervaring maakte wel dat ik, na de dag van verstrijken van de appeltermijn, besloot om nooit meer een letselschade zaak aan te nemen.”
Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?
“Dat is de digitalisering. In mijn stagetijd schreef ik correspondentie en processtukken met de hand, en die werden dan overgetypt met carbonvellen. In de jaren 90 kwam het dicteerapparaat en nu gebruik ik spraakherkenning. Een secretariaat heb ik nu niet meer nodig. Maar wat ik nu wel mis, is het contact met een direct bij de dagelijkse praktijk betrokken kantoorgenoot.”
Vindt u dat de overheid voldoende rekening houdt met het vak van de advocaat?
“Dat kan altijd beter. Zeker tegenwoordig, met allerlei tegenwind uit richtingen waaruit je dat nooit zou verwachten. En wat dan nog met de mond wordt beleden over het rechtstatelijk belang mist vaak praktische naleving. Het instituut is gelukkig internationaal rechtelijk goed beschermd. Maar die bescherming is vooral vanwege incidenten politiek nooit rustig bezit. Ik vind dat de NOvA daar harder in moet zijn en acties niet moet schuwen. Op mijn kantoor hangt een schilderij waarop het protest van advocaten in toga in Den Haag is afgebeeld.”
Wat vindt u het leukst aan uw vak?
“Ik vind het erg leuk om samen met je cliënten de zaak voor te bereiden, en dan vervolgens naar zittingen gaan.”
Indien u het allemaal overnieuw zou mogen doen, zou u dan een ander beroep kiezen?
“Ik denk het niet. Maar dat komt ook omdat ik niet zou weten wat ik dan zou moeten kiezen.”
Er is veel te doen over de pensioenleeftijd. Wat vindt u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?
“Dat is de leeftijd die je hebt op de dag, dat je weet dat het genoeg is geweest. En dat kan beter de dag zijn vóór de dag dat een ander tegen zegt, dat die dag al achter je ligt. Idealiter behoor je jezelf dat na het bereiken van de AOW-leeftijd met regelmaat af te vragen. Of, om anderen te vragen om daarop een eerlijk antwoord te geven. Maar ik prijs mij gelukkig dat ik nogal wat jonge vakgenoten om mij heen hebt, die mij van genoeg tegenspraak voorzien.”
Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?
“Nou, ik heb wel drie tips:
1. voer je praktijk met passie;
2. blijf de baas;
3. en tel tot 10.”