Op 24 oktober 2024 vond de opening van het gerechtelijk jaar plaats. Alle leden van de rechterlijke macht en de advocatuur in Amsterdam waren op gezamenlijk initiatief van het Gerechtshof, de Rechtbank, het Openbaar Ministerie, de Amsterdamse Orde en De Jonge Balie uitgenodigd om in het Vondelparkpaviljoen het glas te heffen op een goede rechtsbedeling.
Tekst: Jeroen Jung
De meer dan honderd aanwezige advocaten, rechters, officieren en hoogwaardigheidsbekleders werden welkom geheten door de Amsterdamse deken Jacqueline Schaap die het woord al snel overdroeg aan Jeroen Soeteman, sinds kort algemeen deken.
Onruststokers
Soeteman begon zijn redevoering door in herinnering te roepen dat Napoleon, de man aan wie Nederland haar huidige rechterlijke bestel heeft te danken, advocaten eens ‘onruststokers, criminelen en verraders van wie men de tong zou moeten afsnijden’ heeft genoemd. Vervolgens zette hij onder verwijzing naar Kafka’s roman Het Proces uiteen waarin nu precies de verworvenheid van die onruststokers en het rechtstatelijke bestel in het algemeen bestaat. Soeteman refereerde daarbij aan de toeslagenaffaire en het daaruit voortvloeiende voornemen van de politiek om de rechtstaat te versterken. Het hoofdlijnenakkoord was voor de Orde een aanleiding geweest om ‘naar voren te stappen’ en het rechtstatelijke gehalte van het regeerprogramma te laten onderzoeken door een externe commissie. Soeteman sprak zijn zorgen uit over de uitkomsten daarvan. In het bijzonder hekelde hij een aantal maatregelen uit het hoofdstuk Grip op asiel en migratie, zoals het afschaffen van het hoger beroep in asielzaken en de omkering van de bewijslast. Ten slotte nam Soeteman het op voor de sociale advocatuur. Het voornemen uit het regeerprogramma om de rechtsstaat te versterken, vond volgens hem ten onrechte geen weerklank op Prinsjesdag.
Panelgesprek
Daarna vond er een panelgesprek plaats onder leiding van Noor Dings, de nieuwe voorzitter van de Jonge Balie Amsterdam. Onderwerp van het gesprek was het informele contact tussen de verschillende deelnemers in het rechtssysteem. De president van het Gerechtshof Eveline de Greeve, de president van de rechtbank Bart van Megen, hoofdofficier van justitie René de Beukelaer en deken Jacqueline Schaap kregen van Dings de gelegenheid om aan de hand van een viertal stellingen hun gedachtes over dit thema te delen. Over de eerste stelling bestond binnen het panel consensus: rechters, advocaten en officieren moeten voorkomen dat zij overdreven amicaal met elkaar staan te borrelen. Hoe onschuldig dergelijk contact ook mag zijn, het kan voor de buitenwereld de verkeerde indruk wekken. Ook vraagt de bestaande argwaan in de samenleving volgens Van Megen om meer afstand. Men moet voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat er geheime onderonsjes zijn. De tweede stelling was onschuldiger en leidde niet tot veel discussie: het is geoorloofd voor een rechter om op LinkedIn een connectie te hebben met een advocaat of officier. Ten derde wierp Dings de vraag op of rechters en advocaten het kenbaar moeten maken aan de wederpartij als zij elkaar kennen. Volgens Schaap dient men een meer dan oppervlakkige connectie bespreekbaar te maken. De Greeve sloot zich daarbij aan en benadrukte opnieuw dat men na dient te gaan hoe de buitenwereld naar zo’n connectie kijkt. Als kanttekening merkte Van Megen op dat het benoemen van een dergelijke connectie soms ook onnodig tot onduidelijkheid bij partijen kan leiden. De laatste stelling was misschien wat overdreven precies, zodat geen van de panelleden zich erin kon vinden: dat een rechter gesproken heeft op hetzelfde congres als een advocaat wederpartij levert geen grond voor wraking op, al vond De Greeve het niet verstandig om als rechter privé-lezingen of lessen te geven op een advocatenkantoor.
Na dit alles vond er een niet al te amicale borrel plaats.