Foto: Richard Koek

Jan Joosten is advocaat in New York. Hij maakte na zijn middelbare schooltijd voor het eerst kennis met de Verenigde Staten. Later, na zijn studie kon hij met de Houthoff-beurs naar Harvard. Uiteindelijk leidde dit tot een carrière bij verschillende Amerikaanse advocatenkantoren in New York. Baliebulletin vroeg hem naar zijn ervaringen in The Big Apple in de eerste aflevering van de nieuwe serie ‘Advocaten in het buitenland’.

Tekst: Diederik Palstra


Waar heb je rechten gestudeerd?

“Ik heb in Leiden civiel en fiscaal recht gestudeerd van 1985 tot 1991. Halverwege mijn studie heb ik nog een paar maanden in Parijs gestudeerd aan Sciences Po. Ook heb ik nog een paar maanden aan de University of Florida gestudeerd in Gainesville. Dat was toen vrij ongebruikelijk. Op Sciences Po waren we de eerste studenten uit Leiden. Mijn voorliefde voor Amerika was er al eerder trouwens. Ik heb in de vijfde klas van de middelbare school staatsexamen gedaan waardoor ik een jaar over had. Dat jaar heb ik doorgebracht bij mijn tante en haar gezin in Buffalo, New York. Daar is mijn Amerikaanse avontuur eigenlijk begonnen. In mijn laatste jaar in Leiden zag ik in het studentenblad Mare een grote advertentie staan voor de Houthoff Harvard beurs. Deze wist ik te winnen en daardoor kon ik na het afronden van mijn studie in Leiden een LL.M. Amerikaans recht gaan doen aan Harvard. Dat was een geweldig jaar. Een LL.M. aan Harvard is eigenlijk een soort mini Verenigde Naties met studenten uit de hele wereld. In 1992 ben ik afgestudeerd aan Harvard. Met mijn mede LL.M. studenten heb ik nog steeds contact. Zo hadden we vorig jaar nog een reünie in Madrid. Met het LL.M. op zak mocht ik het bar exam in New York afleggen. Ik dacht ‘je weet maar nooit’ en heb dat toen voor de zekerheid gedaan. Economisch gezien was het een slechte tijd om te solliciteren, maar ik heb vervolgens nog een korte stage weten te lopen bij de vestiging in Washington, D.C. van Hughes Hubbard & Reed, een groot advocatenkantoor. Daarna keerde ik terug naar Nederland voor mijn militaire dienst. Vervolgens ging ik bij Houthoff werken, want dat was de afspraak als je de Harvard-beurs kreeg.”

Waar ben je je carrière begonnen en hoe ben je bij je huidige kantoor terecht gekomen?

“Bij Houthoff heb ik drie jaar met veel plezier gewerkt. Maar ik vond uiteindelijk Nieuw Amsterdam toch spannender dan Oud Amsterdam. Toen ik naar het huwelijk van mijn Amerikaanse neef in New York ging, heb ik daarom maar weer eens aangeklopt bij het kantoor waar ik destijds stage had gelopen. Ze waren mij bij Hughes Hubbard niet vergeten en zodoende vloog ik terug naar Amsterdam met een aanbod van hen op zak. Dat is nu 27 jaar geleden. Ik heb 20 jaar bij Hughes Hubbard gewerkt en ben ik daar ook partner geworden. Vervolgens ben ik overgestapt naar Baker & McKenzie in New York. Daar zat ik tot ongeveer het eerste jaar van de covid-pandemie. Daarvoor werd ik al eens benaderd door een headhunter voor een heel nieuw soort kantoor, waar iedereen thuis werkte en waar alleen maar partners waren. Ik heb toen vriendelijk bedankt, want ik dacht ‘hoe kan je nou een kantoor hebben zonder kantoor?’ ”

“Covid was nogal ingrijpend in New York. In het blok waar ik woon, vielen wel acht coronadoden. Toen corona zo om zich heen greep, ging iedereen thuiswerken. Dat ging eigenlijk prima en beviel mij erg goed. Ik heb namelijk nog jonge kinderen en die vonden het wel leuk dat ik thuis was. Ik heb mijn vrouw pas laat ontmoet en nog later kinderen gekregen. Ik vind het leuk om zoveel mogelijk tijd met ze door te brengen. De kinderen raakten er dus aan gewend dat ik thuis was. Dat gold ook voor mijn vrouw, die eveneens full time vanuit huis ging werken. In die periode belde diezelfde headhunter weer. En nu had ik er wel oren naar. Zo werd ik gevraagd om toe te treden tot FisherBroyles, het grootste fully remote kantoor. Maar ik had dat aanbod nog niet ontvangen of ik werd gebeld door een cliënt die CEO was van Neogene Therapeutics, Inc., een zeer succesvolle Nederlands-Amerikaanse biotech-company, met de vraag of ik zijn general counsel wilde worden. In die periode was het door corona en Trump niet zo’n geweldige tijd in New York en leek het ons het beste om terug naar Nederland te gaan. De afspraak was dat ik het eerste jaar vanuit New York zou werken. Maar ik kwam er al snel achter dat het zwaartepunt van het bedrijf naar Los Angeles verschoof en bovendien dat het werk zelf echt niets voor mij was, ook al was het wel een goede, leuke en vooral ook leerzame ervaring. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, en na negen maanden vertrok ik om alsnog partner te worden bij FisherBroyles. Dat was zoals gezegd dus op dat moment het grootste fully remote kantoor van de Verenigde Staten met 275 advocaten. Pierson Ferdinand, waar ik nu werk, is een afsplitsing van FisherBroyles van meer dan de helft van de mensen die daar werkten – de grootste afsplitsing ooit van een Amerikaans advocatenkantoor. Bij Pierson Ferdinand zijn wij nu met 165 advocaten.”

Met welk rechtsgebied houd je je vooral bezig?

“Ik ben een transactieadvocaat en ik doe vooral fusies en overnames, joint ventures en venture capital. Wat ik erg leuk vind aan mijn praktijk is dat ik voor 60% werk voor Nederlandse bedrijven. Die komen natuurlijk vooral met ondernemingsrechtelijke en contractuele zaken, maar ook wel met allerlei andere dingen. Daardoor ben ik eigenlijk ook een soort juridische huisarts geworden voor Nederlandse bedrijven, waarbij ik veel samenwerk met allerlei specialisten binnen mijn kantoor. Ik kan natuurlijk niet alle rechtsgebieden in mijn eentje doen. Daarom zit ik op een groot kantoor met allerlei specialisten. Ik ben dan de schakel die alles verbindt. Litigation komt ook regelmatig op mijn pad en vind ik erg interessant, want daar zijn de verschillen tussen Nederland en de V.S. het grootst. Ik zorg er dan voor dat er geen misverstanden ontstaan tussen de Nederlandse cliënt en mijn Amerikaanse collega’s.”

 Wat voor cliënten heb je vooral?  

“Ik heb veel Nederlandse cliënten, maar treed ook op voor cliënten uit andere landen en natuurlijk ook voor allerlei Amerikaanse bedrijven. Ik begon bij Hughes Hubbard met uitsluitend Amerikaanse cliënten, ook omdat ik dacht dat het niks zou worden met Nederlandse cliënten. Grote bedrijven zitten al ergens anders, dacht ik, en de kleine bedrijven kunnen mij niet betalen. Maar dat bleek allemaal heel anders te liggen. Zowel grote als kleinere Nederlandse bedrijven weten de weg naar mij goed te vinden.”

Waardoor onderscheidt dit kantoor zich van andere kantoren en waarom?

“Ons kantoor is fully remote. Iedereen werkt thuis. Er zijn geen stagaires of medewerkers, alleen maar partners. Bij ons mag je alleen partner worden als je tenminste acht jaar bij een groot advocatenkantoor hebt gewerkt.”

“Het traditionele model van een advocatenkantoor in de Verenigde Staten is die van een piramide met een klein aantal partners aan de top, die het werk binnenbrengen en dat verdelen onder een groter aantal onervaren stagaires en medewerkers. Dit leverage model staat om een aantal redenen al langer onder druk. Ten eerste neemt technologie het werk van stagiaires en medewerkers over. Het werk dat ik in mijn eerste jaar bij Hughes Hubbard & Reed deed, bestaat eenvoudigweg niet meer. In de tweede plaats willen de meeste cliënten met de partner contact hebben en hebben zij het liefst dat die het werk doet. Het uurtarief van de partner interesseert hen minder zolang ze maar met de partner werken, want die heeft alles al honderd keer gedaan en heeft veel meer kennis van zaken. In de derde plaats wordt de onderkant van de piramide steeds smaller en wordt het een kolom of soms zelfs een omgekeerde piramide met meer partners dan medewerkers. Dan is het traditionele model moeilijk te handhaven, omdat de kosten enorm oplopen. In de vierde plaats liggen de startsalarissen ontzettend hoog in New York. Een eerstejaars, direct uit law school, kan al op een salaris rekenen van USD 240.000 per jaar. Daar wordt dan ook een heel hoog tarief voor gerekend. Veel grote cliënten hebben nu als regel dat zij niet betalen voor eerste- en tweedejaars advocaten. Als je hen dan bij een heleboel cliënten niet kunt inzetten wordt het wel heel lastig. De meeste Nederlandse cliënten zitten er ook helemaal niet op te wachten dat ik allerlei medewerkers heb rondlopen, want ze willen met mij praten.”

“Privé is het model van ons kantoor ook fantastisch. Ik eet elke avond met mijn kinderen en heb een grotere werkkamer dan ik ooit bij een advocatenkantoor heb gehad. En voor de cliënt is het heel aantrekkelijk, omdat wij de besparing op de kantoorhuur doorgeven aan de cliënt. Wij hebben maar een klein kantoor in New York om een postadres te hebben en eventueel meetings te kunnen houden. Kantoorruimte is heel duur in New York. Bij een traditioneel New York’s advocatenkantoor gaat van iedere dollar die binnenkomt een derde naar de huur. Voor mijzelf is het ook heel bevrijdend dat ik niet allerlei mensen aan het werk hoef te houden. En ik kan nu gewoon in het Nederlands praten met Nederlandse cliënten. Vroeger, als er Amerikaanse medewerkers bij waren, moest ik altijd weer overschakelen naar het Engels Daarmee was het voordeel voor Nederlandse cliënten dat we dezelfde taal spraken weer weg. Ook qua legal tech is een nieuw kantoor fijn. Wij hebben een compleet nieuwe “tech stack”. Je zit niet met legacy problemen van verouderde systemen die eigenlijk niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen.”

Wat zijn de verschillen tussen advocaat zijn in Nederland en in New York?

“Het is vooral intenser. De lat ligt net wat hoger. Dit komt ook echt door New York, wat het juridische centrum is van de V.S. Dit trekt ambitieuze en hardwerkende mensen aan. Dat heeft ook een zichzelf versterkend effect.”

Wat zijn de grootste verschillen tussen het Amerikaanse rechtssysteem en het Nederlandse?

“Er is hier een veel beperktere rol voor concepten als goede trouw, redelijkheid en billijkheid. Het gaat om de ‘four corners of the contract’ waar het allemaal te vinden moet zijn. Daarom zijn Amerikaanse contracten ook zo lang. Het moet daar allemaal in staan. Je schrijft eigenlijk je eigen wetboek. Je moet dus een stevige cultuuromslag maken als je je in het Amerikaanse recht begeeft. Het gaat veel minder om de bedoeling van partijen. Er is geen fijne beschermende deken van de redelijkheid en billijkheid. Als je je daar niet van bewust bent, kun je zomaar op achterstand staan in onderhandelingen. Wat ik regelmatig zie is dat mensen pas achteraf een advocaat inschakelen. In de Amerikaanse context is dat een hele lastige fase om nog iets te doen voor een cliënt, want het contract ligt er al en daar kun je niks aan veranderen. Dit gebeurt ook bij bedrijven waarvan je denkt dat ze beter zouden moeten weten. Overigens is het contractenrecht en het vennootschapsrecht vooral het recht van de deelstaten. Er is op dat gebied maar heel weinig federaal recht. Daarom moet je, als je een contract afsluit naar Amerikaans recht, altijd een forumkeuze en rechtskeuze doen naar bijvoorbeeld de New Yorkse rechter en het recht van New York. Arbitrage is vaak een goed alternatief omdat er geen executieverdrag is tussen Nederland en de VS.”

Waar moeten bedrijven in de VS voor oppassen?

“Hier geef ik in Nederland vaak cursussen over. Ik ben docent aan de Beroepsopleiding voor Bedrijfsjuristen. De echte verschillen zitten vaak in het procesrecht. Zaken die in Nederland met een sisser af zouden lopen, kunnen hier tot enorme problemen leiden. Denk bijvoorbeeld aan de apneu-affaire van Philips. Het Amerikaanse procesrecht is eigenlijk een giftige cocktail van een aantal zaken. Ten eerste zijn er veel advocaten die op basis van “no cure, no pay” werken. Een werknemer die je ontslaat neemt makkelijk zo’n no cure, no pay advocaat in de arm, en die heeft er belang bij om een zo hoog mogelijke schadevergoeding te eisen. Dat is een heel ander uitgangspunt dan de jurist van de verzekeringsmaatschappij in Nederland. Ten tweede kent het Amerikaanse recht discovery. Dit is de verplichting van de procespartijen om over en weer alle relevante informatie en documenten te verschaffen, ook als dat in jouw nadeel is. Dat is heel anders dan het Nederlandse procesrecht waar in beginsel geldt dat wie stelt, die bewijst, al is er onder meer ook artikel 843a Rechtsvordering. In de VS is discovery veel uitgebreider. Ten derde is er jury rechtspraak, ook in civiele procedures. Dit is een groot verschil. Niet alleen vanwege het feit dat een jury een oordeel velt over de feiten in plaats van een professionele rechter, maar ook omdat het hele proces is ingericht op juryrechtspraak. Zo vindt het oordeel over de feiten pas helemaal aan het eind plaats, want dat is aan de jury. In Nederland is dat heel anders, want de rechter kan hier in de loop van het geding bewijsopdrachten geven. De jury komt echter maar één keer bij elkaar. Niet zo nu en dan. Je kunt juryrechtspraak overigens uitsluiten in contracten. In de vierde plaats zijn er punitive damages in de VS. Het Amerikaanse recht kent al een veel ruimer begrip van schade en daarbovenop komen dan nog de punitive damages. Stel dat een hamburgerrestaurant de koffie te warm serveert, weet dat mensen zich daaraan zullen branden en dat voor lief neemt. Dan kunnen er punitive damages opgelegd worden van doorgaans drie keer het bedrag van de schade. In de vijfde plaats zijn class actions in Amerika heel belangrijk. Die zijn er nu ook in Nederland, maar in Amerika is dit veel makkelijker te organiseren. De meeste Amerikanen zijn ook niet tegen class actions. Je krijgt in Amerika een paar keer per jaar een brief over een class action die mede namens jou is begonnen. Zo rekende American Express bijvoorbeeld een extra fee van één procent voor internationale betalingen, maar had zij dat niet in de kleine lettertjes uitgelegd. Een Amerikaanse advocaat kwam daar achter en begon een class action. Zelf ga je daar niet zo snel achteraan, want wat is nou één procent? Als je echter een class action begint namens een paar miljoen mensen dan is dat een grote claim, waarbij een derde voor de plaintiff’s lawyer is.”

Wat bevalt je zo goed aan wonen en werken in de VS?

“Ik vind mijn werk erg leuk. Ik denk dat er geen Amerikaanse advocaat is die meer ervaring heeft met transacties tussen Nederland en de VS. Het is enorm leuk om die kennis en ervaring in te zetten voor Nederlandse bedrijven. Wij wonen in Brooklyn en zijn hier heel gelukkig. We hebben een fijn huis, het weer is hier prettig en het is een hele internationale omgeving. Een nadeel van het wonen in het buitenland is vaak dat je minder contact hebt met familie en vrienden in Nederland. Wij vangen dat nu op door elke zomer twee maanden naar Europa te gaan om van daaruit te werken. Bij een traditioneel kantoor zou dat nooit kunnen, maar met ons systeem van remote werken gaat dat prima.”

Je bent ook aan het actie voeren. Waar gaat dat om?

“De Nederlandse overheid heeft mijn Nederlandse nationaliteit afgepakt. De sterk verouderde Rijkswet op het Nederlanderschap bepaalt dat als je als Nederlander een andere nationaliteit aanneemt, je automatisch je Nederlanderschap kwijt bent – tenzij je onder een van de zeer beperkte uitzonderingen valt. Ik voer hier in mijn vrije tijd actie over om deze regel te veranderen. Wij zijn hiermee begonnen tijdens het gedoogkabinet met Wilders. Ze wilden het nog moeilijker maken voor nieuwe Nederlanders en meteen ook maar voor de meer dan één miljoen Nederlanders in het buitenland. Onze actiegroep heeft een digitale nieuwsbrief die aan duizenden mensen over de hele wereld wordt verstuurd. We zitten ook achter de grondwetswijziging waardoor Nederlanders buiten Nederland ook voor de Eerste Kamer kunnen stemmen. Dat kon eerst niet. Daar hebben wij actie over gevoerd. Twee jaar gelden was ik ook bij de tweede stemming in de Eerste Kamer waar de grondwetswijziging werd aangenomen, want die moest twee keer door de Eerste Kamer. Onze stichting heet “Stichting Nederlanders Buiten Nederland” en je kunt je op de nieuwsbrief abonneren[1].”

De Stichting Nederlanders Buiten Nederland in de Eerste Kamer. Foto: Boris Dittrich

[1] https://www.nederlandersbuitennederland.nl/.