Na rumoerig verlopen presidentsverkiezingen heeft een grote menigte boze burgers het Capitool in de Amerikaanse hoofdstad bestormd. In Nederland wordt er ook met regelmaat gedemonstreerd rondom het parlement. Afgelopen zondag was er zelfs een heuse ‘anti-Rutte-betoging’ op het Museumplein in Amsterdam. Dergelijke betogingen horen bij een democratische samenleving. Maar een betoging kan ook uit de hand lopen. Welke strafrechtelijke aspecten zitten er dan aan? Het ABB vroeg het aan Joost Verbaan, docent en directeur van het Erasmus Centre for Penal Studies, en Dino Bektesevic, strafrechtadvocaat te Amsterdam.
Door: Hannah Brenninkmeijer en Nick Van den Hoek
Stel dat in Nederland het Binnenhof wordt bestormd, waar moet je dan strafrechtelijk aan denken?
Verbaan: “Als de hypothetische bestorming van het Binnenhof kan worden beschouwd als een rechtstreekse aanval op onze constitutionele democratie kan sprake zijn van misdrijven tegen de veiligheid van de Staat. De strafmaten voor dat soort misdrijven zijn hoog omdat die bepalingen strekken tot bescherming van de belangen van de Nederlandse Staat en zijn staatsinrichting.
Bij een bestorming van het Binnenhof met die intentie, kan onder meer het verwijt worden gemaakt dat sprake is van geweld tegen de ministerraad, zoals strafbaar gesteld in artikel 95a WvSr (maximaal 30 jaar gevangenisstraf).
Daarnaast zijn de misdrijven genoemd in Titel IV relevant. De strafbaarstellingen in die titel zijn erop gericht de vrijheid van handelen van volksvertegenwoordigers te waarborgen. Een bestorming van het Binnenhof kan die vrijheid aantasten. De strafbaarstellingen in artikel 121 en 121a Sr zouden dan van stal gehaald kunnen worden: het door geweld of bedreiging met geweld uiteenjagen van een vergadering van de Staten-Generaal. Daarop staat maximaal 30, respectievelijk 9 jaar gevangenisstraf.”
Protesterende boeren in oktober 2020 in Den Haag (foto: Shutterstock).
Bektesevic: “De meest relevante vraag is of sprake is van een uit de hand gelopen demonstratie of een georganiseerde bestorming die tot doel heeft het uiteenjagen van de vergadering van een van de Kamers.
De beantwoording van die vraag is van belang voor zowel de beoordeling van de tenlastelegging als voor de strafmaat. Niet alleen dient bewezen te worden dat de vergadering uiteen is gejaagd, maar ook dat dit plaatsvond door geweld of bedreiging daarmee. In het bestanddeel ‘geweld’ ligt besloten dat verdachte daarop opzet moet hebben gehad, terwijl in geval van medeplegen – een dergelijke bestorming zal, vermoed ik, niet vaak een eenmansdaad zijn – ook van opzet op de samenwerking moet blijken.
Op het uiteenjagen van een vergadering van de Staten-Generaal staat een levenslange gevangenisstraf. Met deze strafbedreiging heeft de wetgever de ernst van dit feit duidelijk tot uitdrukking gebracht. Dit neemt niet weg dat ook, of zelfs, bij een bestorming van een van de Kamers de soep minder heet zal worden gegeten dan ze wordt opgediend. De daders die de raadsvergadering in Geldermalsen uiteenjoegen kwamen er bijvoorbeeld met voorwaardelijke gevangenisstraffen van een aantal maanden en taakstraffen van af, terwijl dit feit met een maximale gevangenisstraf van negen jaar wordt bedreigd (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2018:1833). Zelfs de bestormer van de Tweede Kamer hoeft al met al niet snel te vrezen dat hij voor zijn leven achter de tralies verdwijnt.”