Martin Lambregts was voordat hij in het najaar van 2018 startte als officier van justitie i.o. bij het arrondissementsparket Den Haag en uiteindelijk het functioneel parket, advocaat bij KanPiek Fiscale Advocatuur in Amsterdam
De werkdag begint eerder dan normaal omdat ik een aantal voorgeleidingen moet voorbereiden van in verzekering gestelde verdachten aan de rechter-commissaris. ’s Ochtends krijg ik een aantal zaken toebedeeld waarvan de voorgeleiding uiterlijk om 10:00 uur in de systemen moet zijn ingevoerd, aangezien de rechter-commissaris doorgaans om 12:00 uur start met de voorgeleidingen. In veel van de te beoordelen zaken is een dag eerder op ZSM door een collega besloten tot voorgeleiding. Het werk begint ermee het dossier te bestuderen en na te gaan of inderdaad tot voorgeleiding kan en moet worden overgaan en zo ja, voor welke strafbare feiten en op welke gronden. Ter bepaling van dat laatste ligt op vrijwel elke tafel T&C Strafvordering opengeslagen bij artt. 67 en 67a Sv waarin de gevallen en gronden voor voorlopige hechtenis staan. Omdat het nog geen dagelijkse kost is worstel ik hier en daar met de gronden, zeker wanneer die niet direct in het oog springen vanuit het dossier. Vervolgens is het ook een hele kunst om de juridische conclusies goed en wel in de systemen te verwerken. Gelukkig zijn mijn collega’s behulpzaam en stoeien zij soms ook nog; sinds kort worden de meeste voorgeleidingen in een ander systeem ingevoerd (GPS in plaats van COMPAS). Het worstelen en stoeien kan echter niet te lang duren: om 10:00 uur valt de bijl. Gelukkig rond ik enkele minuten daarvoor mijn laatste voorgeleiding af.
De tweede helft van de ochtend ben ik onder andere bezig met een MK-zitting van volgende week. In die zaak, betreffende een hennepkwekerij, is een forse ontnemingsvordering aan de orde. Omdat het verhaalsonderzoek inmiddels een jaar oud is, heb ik de financiële recherche gevraagd een nieuwe zoekslag te maken naar mogelijke verhaalsobjecten; de machtiging conservatoir beslag die eerder is afgegeven door de rechter-commissaris wil ik ten volste benutten. Naar schatting wordt wereldwijd ongeveer slechts 2 procent van het criminele vermogen afgepakt. Dat percentage help ik graag omhoog krikken! Er blijkt een aantal teruggaven van de Belastingdienst te zijn waarop ik beslag laat leggen. Het is niet veel, maar alles bij elkaar tikt het toch aan. De ontnemingsvordering zoals die uiteindelijk is toegewezen sloot goed aan op het gelegde beslag; een geslaagd resultaat. Na de lunch, samen met collega’s op het parket, haal ik een frisse neus met twee mede-officieren in opleiding, ook afkomstig uit de advocatuur. Tijdens ons rondje om het Paleis van Justitie wisselen we onze ervaringen uit, opgedaan op zitting en ZSM. Hoewel we sommige aspecten van de advocatenpraktijk missen, is de conclusie toch telkens dat we blij zijn met onze ‘toga-wissel’.
Die nieuwe toga trek ik ’s middags aan voor een politierechterzitting waarop uitsluitend zaken staan (een stuk of vijftien) waarin men opkomt tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis en de voorlopige inhouding van het rijbewijs. De moeilijkheid en uitdaging zit ‘m bij dit soort zittingen meestal niet zozeer in een juridische discussie of discussie over de feiten, maar in de belangenafweging en de vraag: krijgt iemand nog een (laatste) kans? Een enkeling die te laat bezwaar had gemaakt tegen de omzetting van een taakstraf laat echter weinig ruimte voor een dergelijke afweging; het bezwaar is niet-ontvankelijk luidt mijn standpunt, dat van de rechter idem. De wet is op dat punt hard, maar het is de wet. In sommige andere zaken heb ik mij ter zitting ervan laten overtuigen dat men de taakstraf (toch) wil verrichten of het rijbewijs onmogelijk langer gemist kan worden. In die gevallen hoort de betrokkene (soms tot diens verrassing) mijn welwillende standpunt. De middag loopt op zijn eind en de gerechtsbode komt binnen voor de laatste zaak. Hij vertelt dat de verdediging twee getuigen heeft meegenomen. Uitgerekend in de allerlaatste zaak! Dan vertelt hij lachend dat het een grapje was en dat, integendeel, niemand is verschenen. De zaak wordt bij verstek afgedaan en daarmee komt een eind aan deze plezierige werkdag.
Door: Martin Lambregts