Quote-hoofdredacteur Sander Schimmelpenninck waarschuwt voor gemakzucht
Op de Zuidas ontdekte Sander Schimmelpenninck dat de advocatuur niets voor hem is. Hij leerde meer van zijn tijd als uitbater van een pizzatent in de Pijp. Sinds november 2016 is hij hoofdredacteur van het zakenblad Quote en hard op weg een Bekende Nederlander te worden. Een interview over advocatuur, ondernemen, vrouwen en politiek.
Tekst: Juliette Daniels en Tomasz Kodrzycki
Als wij Sander Schimmelpenninck (34) ontmoeten op een zonnig terras, is hij nog aan het bijkomen van het Gouden Televizier-Ring- gala van de vorige avond. Maar zodra hij door ons op de praatstoel wordt gezet, steekt hij enthousiast van wal.
Foto: Tom ten Seldam.
Wat houdt je deze dagen bezig?
‘Ik ben een boek aan het schrijven met Ruben van Zwieten (de dominee van de Zuidas, red). Bij Quote zien we nu dat het verhaal van Piketty (auteur van het in 2013 verschenen Kapitaal in de 21e eeuw, red.) klopt: het verschil tussen arm en rijk wordt groter en vooral het verschil tussen rijk en exorbitant rijk. De klassieke succesvolle ondernemers uit de maak-industrie, bij wijze van spreken de al dan niet eenvoudige mensen met een goed lopende betonplatenfabriek, worden ook rijker, maar dat volgt de conjunctuur. Aan de andere kant zie je private equity en fintech mensen die er zomaar ineens een miljard bij krijgen. Dat was voorheen niet mogelijk. Bijvoorbeeld Mabel van Oranje die dankzij haar man Friso ineens 240 miljoen krijgt aan aandelen, terwijl de gewone belegger niet kon intekenen op die beursgang. Je ziet dat die financiële elite, die ogenschijnlijk intellectuelere en cultureel interessantere mensen zijn dan die betonplatenboer uit Hengelo, eigenlijk asocialer zijn. Geen belasting willen betalen. Heel meritocratisch denken: ik verdien dit gewoon, want ik ben beter dan de rest, terwijl de betonplatenboer zegt: “Mwahh ik heb gewoon geluk gehad, ik heb met die jongens nog gevoetbald, nu werken ze voor me, nou mooi”.’’
Is dit iets tijdelijks denk je?
‘Nou, ik hoop het wel want ik denk echt dat het een slechte ontwikkeling is. De dividendbelastingdiscussie is natuurlijk wel interessant, want vijf of tien jaar geleden zou die discussie er niet zijn geweest. Jarenlang kwam je weg met zo’n voorstel, het is een pragmatisch argument, goed voor de handel, banen, prima. Maar er verandert echt wel wat in het sentiment: mensen voelen al vijftien jaar dat hun salarissen niet omhoog gaan, terwijl ze wel mensen op Instagram de hele tijd gaaf zien doen en daar goed geld zien verdienen. Het begint te wringen.
De Amerikanen hebben natuurlijk geweldig de leugen verkocht van de Amerikaanse droom terwijl het juist heel moeilijk is om de Amerikaanse droom te verwezenlijken omdat daar een hele kleine groep mensen de boel verdeelt. In Europa moeten we daar ook mee oppassen.’
‘Goed gekwalificeerde mensen hebben
gewoon geen zin meer in de politiek’
Schimmelpenninck vervolgt: ‘Mijn nieuwe boek gaat ook concreet over de situatie in Nederland dat wij een financiële elite hebben die totaal niet verweven is met of geïnteresseerd is in de politieke elite. Tweehonderd jaar geleden als je uit een voorname familie kwam en je had vier slimme kinderen, zoons dan waarschijnlijk, dan gingen er twee in het landsbestuur want dat was het hoogst haalbare. Twee werden er minister of burgemeester en eentje werd dan advocaat en de ander bankier of zoiets. Goed gekwalificeerde mensen hebben gewoon geen zin meer in de politiek. In die tijd was natuurlijk het bestaan van politicus minder vervelend dan nu, je stond hoog in aanzien en je kreeg meer betaald. Toen had de politiek ook al vervelende kanten, mensen die het niet met je eens zijn. Mensen wilden toen ook gewoon aardig gevonden worden en als politicus kun je dat natuurlijk vergeten. Maar deze mensen hadden plichtsbesef. Onze politiek bestaat natuurlijk toch uit omhooggevallen basisschoolleraren. Het is gewoon niet een heel hoog niveau. Onze premier is de HR manager van Unilever, en dat is prima maar….’
Wat verwacht je dan? Homo universalis? Leonardo-Da-Vinci-achtige figuren?
‘We hebben behoefte aan meer voorhoedelopers, mensen die de voortrekkersrol op zich nemen en dus niet uit gebrek aan kansen gewoon maar de politiek in gaan zoals Thierry Baudet. Gewoon goede mensen. Wopke Hoekstra bijvoorbeeld. En Grapperhaus van Allen & Overy, dat is natuurlijk een interessante man. Waarom gaat hij wél de politiek in en veel van zijn vakgenoten niet? De meeste mensen zullen heel anders redeneren: waarom zou je daaraan beginnen? Voor het geld hoef je het niet te doen, terwijl de baan alleen maar gezeik oplevert. Er zijn veel redenen om het niet te doen, die heel valide zijn, maar als iedereen zo denkt krijg je matige kwaliteit. Ik mis de maatschappelijke verantwoordelijkheid die je wel van zo’n elite mag verwachten. Je kunt de vraag stellen: “Waarom heb je eigenlijk een elite nodig?” Nou ja dat is nou eenmaal menselijk. Er is geen maatschappij geweest zonder elite. De Russen hebben ze daar allemaal over de kling gejaagd en toen kwam er gewoon een nieuwe elite die veel slechter was. Er is altijd een elite maar de vraag is: hoe krijgt een elite geloofwaardigheid en vertrouwen? Het lijkt mij dat dat er komt door het goede voorbeeld te geven. Dat is de elite vergeten.’
Foto: Oof Verschuren.
We vragen hem of er in de ondernemerswereld ook dergelijke ‘goede voorbeelden’ te vinden zijn. ‘Binnen de Quote 500 ontstaat er een schisma tussen de “makers en de takers”. Je hebt als ondernemer tonnen opgebouwd en je verkoopt dat aan een Private Equity club. Die trekken de hele tent uit elkaar en binnen drie jaar verdienen ze wat het hele bedrijf in jaren heeft opgeleverd. Gelukkig is de klassieke Quote-500-man de “maker”. Vaak mensen van eenvoudige komaf, in extreme gevallen tegen het analfabete aan – kunnen geen brief schrijven. Bijvoorbeeld de lasser die op zijn 14e van de mavo is getrapt en voor zijn 30e multimiljonair is geworden met het lassen van productielijnen voor kipnuggets. Zo zijn er heel veel bijzondere lui, denk aan types als John De Mol en Frits Goldschmeding, die de uitzendbranche hier in Nederland op poten heeft gezet.’
Wat wil je Quote meegeven tijdens je hoofdredacteurschap?
‘Je moet met je tijd meegaan. Voordat Jort kwam was Quote een soort Economist. Heel saai. Het FD van nu is spannender dan de Quote van toen. Van 1993 tot 2006 is Jort hoofdredacteur geweest, 13 jaar, ik moet er trouwens niet aan denken. Jort was er in de tijd dat het geweldig ging. Het kapitalisme had gewonnen. Het was dus logisch dat in die tijd de focus lag op het plaatje, op het geld, op het bevrijdende gevolg van we mogen eindelijk laten zien dat we geld hebben. Toen ik kwam was het trucje van Jort Kelder heel erg leidend. Deze tijd is weer anders en daar past weer een andere toon bij.’
Waarom is de tijd anders? Oud Zuid is toch gewoon Oud Zuid?
‘Het pronkerige is natuurlijk voorbij. Mensen zijn panisch over hun vermogen. We denken dat de wereld transparanter wordt, maar het tegendeel is waar. De rijken zijn zich steeds meer aan het verstoppen. Mensen vinden het niet nodig om te laten zien wat ze hebben.
Het gaat bij Quote nu meer om het inspireren van jonge ondernemers. Ik ben iets meer moraliserend zou ik zeggen. Dat hele vrijblijvende, dat “lang leve het kapitalisme”, dat gaat niet meer, dat merk je gewoon.’
Waarom ben je eigenlijk de advocatuur ingegaan?
‘Uit luiheid. International Business, dat kwam uit mijn keuzetest, dat vonden mijn ouders toch niet een echt serieuze studie. “IBA, is dat universitair?” was de vraag. Ik ging overstag: “Oké, ik ga wel rechten doen dan”. Nu zou ik dat anders doen. In die tijd zei men, “met rechten kun je alles” maar dat is helemaal niet waar. Met rechten kun je niks. Ik zou altijd mijn kinderen adviseren om economie of liever nog, iets technisch, te studeren.’
‘Ik ben advocaat geworden uit luiheid’
Ben je met opgeheven hoofd weggegaan uit de advocatuur?
‘Nee. terneergeslagen. Nou, ik moet het vooral bij mezelf zoeken. Het is veel te makkelijk om andere mensen de schuld te geven. Ik ben gewoon geen goede advocaat. Een goede advocaat is een specialist in dit tijdsgewricht, ik ben een generalist. Je moet toch wel echt geconcentreerd uitzoekwerk doen en ik ben meer van het macroniveau. Ik denk dat ik het 40 jaar geleden misschien wel leuk had gevonden, maar toen was er nog plek voor generalisten. Dat is er nog steeds wel bij kleinere kantoren, maar goed: ik kwam op de Zuidas terecht, bij Houthoff. Ik zat op corporate litigation en corporate transactions. Bij corporate transactions moest ik bijvoorbeeld werken aan een overname. Dat supergedetailleerde werk, dat vind ik niks. Litigation vond ik boeiender, maar ik heb zo weinig gepleit dat ik niet eens kan zeggen of ik dat leuk vond.’
Heb je nog een boodschap voor advocaten?
‘Haha. Run! Nee, advocaten zijn bijna allemaal superleuke mensen. Ik denk dat je weinig beroepsgroepen tegenkomt waar je zoveel leuke en interessante gesprekspartners vindt als in de advocatuur. Het zijn allemaal welbespraakte mensen. De advocatuur is natuurlijk te divers om er iets heel onaardigs over te zeggen.’
Je hebt de Zuidas wel een biotoop genoemd. Is dat meer dan in andere beroepsgroepen?
‘Ik geloof wel dat die Zuidascultuur bij zeker de helft van de mensen niet het beste naar boven haalt, omdat je toch erg bezig bent met interne politiek en dat soort dingen. Ik denk dat daar met name een bepaald type man bij gedijt en alle andere mensen niet.’
Beschrijf dat archetype eens?
‘Haha, nou ja kijk vroeger waren advocaten natuurlijk corpsballen uit Leiden. Maar de partners van nu zijn toch meer sociale stijgers uit Nijmegen en Maastricht. Die wíllen echt nog. Ik denk dat het hele harde werken, zonder eigenlijk zelf echt ondernemer te zijn, een bepaald type mens aantrekt dat dit mooi vindt. Dat zijn niet de gave gasten van het corps, die zijn er na een jaar wel klaar mee. Die zoontjes van die partners van 50 jaar geleden hebben daar echt geen zin meer in.’
Na je kortstondige flirt met de advocatuur opende je een pizzatent in Amsterdam. Pink Flamingo Pizza in de Pijp. Hoe reageerde je vader daarop?
‘Die vond dat prima. De pizzatent kwam op ons pad. Horeca was wel een goede leerschool met personeel, cijfers en al dat gedoe. Het is niet vaag: als het open is, is het open en moet je productie draaien. Ik heb van mijn pizzatent veel meer geleerd dan op die hele Zuidas. Je moet alles zelf doen. Als je afgestudeerd bent in de rechten dan weet je niet eens hoe de BTW werkt. Dat leer je wel als je een pizzatent hebt. Daarnaast nog de druk van geld verdienen en niet de luxe van salaris.’
Toch werd het geen pizza-imperium, maar ging je schrijven. Wanneer kwam je erachter dat je schrijven zo leuk vond?
‘Op de middelbare school wist ik dat al wel. Dan moesten we een betoog schrijven en had ik een 10. Ik las ook gewoon veel, kranten met name. Er was gewoon geen fuck te doen in Twente. Je voetbalde en je las. Ik “spelde” HP-De Tijd en ik las elke dag de NRC en de Tubantia. Die Tubantia is overigens een uitstekende krant.’
Hoe ben je bij Quote terechtgekomen?
‘Vanaf het begin was het plan dat mijn pizza-compagnon Jaap en ik beiden ons eigen ding konden blijven doen. Jaap was zanger en ik kon het schrijven bij Quote gaan oppakken. Ik sprak destijds met iemand die ik nog kende van VJK-kamp (Vrije Jeugdkerk en -kampen, red.) van vroeger en die zei me eens te gaan praten bij Quote, want daar willen ze nog wel eens zo’n rare vogel aannemen. Dat ben ik dan maar gaan doen. Ik las de Quote helemaal niet maar ben daar toen wel gaan werken. Inmiddels weet ik: schijven voor Quote is het leukste dat er is. Elke maand 4000 woorden was de bedoeling. De ene keer een luchtig verhaal over jeugdkampen, de andere keer wat meer diepgang. Voor mij lagen er wel kansen omdat mijn voorganger (Mirjam van den Broeke, red.) niet heel sterk was, met name in de media niet. Mensen verwachten toch dat de hoofdredacteur van Quote een uitgesproken figuur is. Ik heb toen gewoon gezegd tegen mijn baas: ‘Volgens mij moet je Mirjam gewoon vervangen voor mij’.’
Kom je nog aan schrijven toe?
‘Ik maak bijna elke maand nog een verhaal. Mijn eindredactie is niet zo blij want ik ben vaak te laat. Het piept en kraakt aan alle kanten, ik heb net te weinig tijd. De meeste hoofdredacteuren schreven geen verhalen overigens. Ik vind het wel belangrijk voor mijn geloofwaardigheid – ik wil mezelf journalist kunnen blijven noemen. Dat ik ook ergens in kan duiken en kennis kan opdoen, en niet zomaar vanaf macroniveau iets ga roepen.’
Is Quote een apenrots?
‘Het is een klein rotsje. We zijn met 14, 15 man. Het is bij ons eigenlijk een groot studentenhuis. Het is een ontzettende mannencultuur. Er wordt veel geborreld. Constant elkaar afzeiken, snoeihard voor elkaar zijn maar wel heel close, echte vriendschap. Een leuke plek om te werken als je erin meegaat.’
Wat komt er na Quote?
‘Ik denk dat ik over vijf jaar weer wat anders ga doen. Ik weet nog niet wat. Er zijn veel mensen in de tv-wereld die wat van me willen. Ik ben voor van alles en nog wat gevraagd, tot en met het presenteren van RTL Boulevard. Tegen het programma De Opvolgers heb ik ‘ja’ gezegd. Dat ligt in het verlengde van Quote. Het is lastig om je weg in de tv-wereld te vinden. Het is heel oppervlakkig. Wat ik wel weet is dat ik zeker niet van een autocue ga aflezen dat Prins Harry een nieuw hondje heeft gekocht.’
Zou je RTL Boulevard niet kunnen ‘verSanderen’?
‘Nee dat gaat niet: die 100.000 huisvrouwen die willen gewoon het hondje van Prins Harry zien. Presentator zijn lijkt me ook wel minder interessant. Als journalist – en dat ben ik toch – wil je bereik. De tv, althans Hilversum, is wat dat betreft zeker crisisgebied. Netflix, dus consumptie van beeld en geluid natuurlijk niet. Dus daar moet je wat mee. Ik zou liever voorhoedeloper zijn bij Netflix-dingen die ook naar Europa komen dan één van de laatste tv- persoonlijkheden van Hilversum te zijn.’
Wat doe je nog meer, op zakelijk gebied?
‘Ik ben in Kroatië met wat vastgoeddingetjes bezig. In Hvar heb ik een studio en ik vind het heel leuk om in een land dat je niet kent je weg te vinden. In zo’n setting voel ik me, als “generalist”, erg op mijn plek. Je moet goed kunnen babbelen, in het Italiaans, Engels, Kroatisch. Ik pak die mensen in omdat ik heel veel weet van het eiland, soms meer dan die mensen zelf. Dan worden je ineens links en rechts dingen aangeboden. We verhuren de appartementen in een Airbnb-constructie. Voor Amsterdam is dat geen oplossing maar Airbnb is voor die plek een fantastisch systeem, een impuls. Dat appartement van mij stond leeg en dat is nu opgeknapt. In Amsterdam concurreert Airbnb rechtstreeks met jonge mensen die een huis willen kopen, dat is natuurlijk een heel ander verhaal. In Kroatië is het toerisme zo ongeveer de enige inkomstenbron. Airbnb is toch een beetje voor bananenlanden.’
Over Amsterdam: nu wil de gemeenteraad de letters ‘I Amsterdam’ weghalen.
‘Ik vind het prima. Het staat symbool voor iets waar we vanaf moeten. Die Frits Huffnagel, die pretbek-VVD’er waar je niks aan hebt – van het kaliber gezellige bierdrinkers die te hard willen rijden op de snelweg – die heeft dat verzonnen, dat was natuurlijk ook in de crisistijd. Toen kwam ook Airbnb op. Al die hipsters die geen baan konden vinden en pappa en mamma die dan een appartement voor ze kopen. Maar nu gaat het economisch goed dus waarom zou je nu nog die paar honderdjes pakken voor een stel smerige toeristen in je appartement?
De toeristen komen nu voor de verkeerde redenen naar Amsterdam, het is een pretpark met hoeren en drugs. Dat is niet Amsterdam. Dat moet veranderen, dat is waardeloos. Dat doe je door hoge toeristenbelasting, je lost het op met duurder maken. Alles is hier zo goedkoop. Ik ben niet tegen prostitutie maar om dat zo’n prominente plek te geven in het centrum: nee.’
Dat “lang leve het kapitalisme”, dat
gaat niet meer, dat merk je gewoon’
In 2016 schreef je in een stukje: ‘Vrouwen, ga eens werken, of trouw een voetballer’. Dat maakte wel wat tongen los. Hoe zit het met het arbeidsethos van de Nederlandse vrouw? En parttime werken in de juridische sector, is dat mogelijk?
‘Het is prima in de juridische sector om parttime te werken. Niet in M&A maar in veel gebieden kan dan prima. De meeste rechters zijn vrouw. Maar de statistieken laten wat anders zien: onze vrouwen staan onderaan qua gewerkte uren. Dat kan ik deels wel verklaren. Financieel is het heel lang niet nodig geweest. Nederland is een goedkoop land om te leven, onze boodschappen zijn hartstikke goedkoop. Woonlasten buiten Amsterdam zijn echt niet hoog, dus alleen met het salaris van je man kun je een gezin draaien. Dat is het Nederlandse model, mogelijk omdat we als land ook bepaalde dingen toevallig mee hebben. Centrale ligging in Europa, grote haven waar we lekker op zeecontainers kunnen afromen. Een mooie gasbel en andere mazzeltjes.’
Zijn we decadent geworden?
‘Nee, dat denk ik niet. Maar de vraag is wel hoe lang we die voorsprong gaan volhouden. Moeten we op tijd beginnen om toch een beetje harder te gaan werken? Ik denk dat het toch wel nodig gaat worden, dat vrouwen zelf een beetje meer gaan werken. En het ís af en toe niet helemaal eerlijk. Ik zie dat bij vrienden van onze leeftijd om mij heen. De vrouw zegt dan “Ik ga drie dagen werken, twee dagen met de kinderen”. Dan gaan ze er van uit dat de man dat heel leuk vindt. Maar dat is voor mannen helemaal niet zo vanzelfsprekend. De grap is dat de financiële druk bij de man komt te liggen: hij voelt zich al snel toch verplicht die promotie te pakken in die baan die hij eigenlijk haat. Het is niet helemaal van deze tijd.’
Moet de overheid er wat aan doen? In Zweden voorbeeld kunnen mensen anderhalf jaar ouderschapsverlof opnemen en dan kun je dat als ouders verdelen. Zou dat werken in Nederland?
‘Ja prima. Maar in Zweden hebben de vrouwen daar voor gevochten. Die wens komt in Nederland niet van de vrouwen, de meesten vinden het prima zo. Twee, drie dagen werken, lekker op het terras zitten. Alleen de vraag is: kunnen we dan als land de welvaart vasthouden als iedereen om ons heen zo hard aan het werk is. En: is het wel een eerlijke deal voor de staat die investeert in al die opleidingen? Als je heel graag arts wilt worden en je wordt uitgeloot voor medicijnen en ziet vervolgens zo’n meisje er al snel mee ophouden, dan voel je je als student wel flink genaaid.’
Komen vrouwen in Zweden op deze manier makkelijker aan de top?
‘Ja dat denk ik wel. In Zweden ben je er een tijdje uit na de geboorte van je kind maar dat is anders dan twintig jaar parttime werken.’
Ik heb zo’n vermoeden dat jij niet in het glazen plafond gelooft?
‘Nee. Ik geloof niet in een glazen plafond. Ik zou zeggen dat heel veel mensen aan de Zuidas staan te springen om meer vrouwelijke topmensen. Vrouwen worden ook specifiek benaderd: zou je niet willen doorstromen of een “traject” in willen? Die vrouwen hoeven dat dan vaak helemaal niet.’
Hebben vrouwen niet gewoon een andere stijl?
‘Sommige eigenschappen die je veel ziet aan de top, liggen vrouwen wellicht niet. Misschien hoeven ze niet zo hard mee te schreeuwen in de board room. Maar goed, je hebt gewoon een aantal eigenschappen nodig om baas te kunnen zijn van een bedrijf. Vrouwen zijn meer gericht op consensus en sfeer. Mannen willen meer leiden. Dat laatste is in het bedrijfsleven toch gewoon nodig. In de juristerij en de politiek zijn vrouwelijke eigenschappen wellicht belangrijker dan de mannelijke eigenschappen. Maar in het bedrijfsleven is dat anders. En dat is ook niet erg. Mannen en vrouwen zijn niet hetzelfde en dat moet je ook helemaal niet willen.’
Lekker dan, denkt die ambitieuze vrouw. Zij wil ook wel CEO worden, maar denkt: ik heb dat setje eigenschappen niet.
‘Dan wil ze het waarschijnlijk ook niet. Een man die helemaal doorgeladen is met testosteron wil ook geen verzorger of kleuterjuf worden.’