In deze rubriek worden advocaten die 40 jaar in het vak zitten in het zonnetje gezet. Deze keer:

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?

Ik was erfelijk nogal belast. Mijn vader was advocaat in Den Haag, mijn broer in Amsterdam, en zowel mijn grootvader als grootmoeder waren advocaat geweest. Ik was ook betrokken geweest bij de Wetswinkel in Leiden. Het klinkt nu opmerkelijk, maar ik heb in die tijd eigenlijk nooit serieus overwogen iets anders te gaan doen.

 

2. U heeft het grootste gedeelte van Uw carriere buiten Nederland doorgebracht.

Dat klopt. In 1985 ben ik door wat toen nog Loeff & van der Ploeg heette, uitgestuurd naar het kantoor Ali Budiardjo, Nugroho, Reksodiputro, in Jakarta. Dat was bedoeld voor een periode van drie a vier jaar, maar ik werk er nog steeds. In de tussenliggende jaren heb ik ook in Singapore praktijkgehouden, aanvankelijk voor Loeff Claeys Verbeke en later als partner bij White & Case. En ik was ook nog in de jaren negentig kort terug op de Apollolaan in Amsterdam.

 

3. Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?

Ik kan die vraag eigenlijk alleen voor Z.O. Azie beantwoorden. Wat betreft het vak zelf is de sterke commercialisering vanaf de jaren negentig opvallend geweest. Die was gekoppeld aan de steeds hogere eisen die de client ging stellen aan snelheid en diepgang van de advisering. Onze praktijk in Jakarta was en is in grote mate een verwijzingspraktijk: wij doen overwegend werk als local counsel voor Wall Street en Magic Circle kantoren. En het is juist van de kant van deze kantoren geweest dat wij met het vereiste van “professional excellence” kregen te maken. Daarnaast hebben de steeds groeiende mogelijkheden van informatie-technologie de praktijk ingrijpend en blijvend veranderd.

 

4. In welke opzichten verschilt Uw praktijk in Azie het meest van een praktjk die U in Nederland zou kunnen hebben gevoerd ?

Als eerste: het interculturele aspect van het werken in Indonesie, als ik het zo mag aanduiden. Om een aantal practische maar ook regeltechnische redenen werk ik op elk dossier met een of meer Indonesische collega’s. In die samenwerking moet je rekening houden met lokale gevoeligheden, met name als de werkdruk hoog is, en dat is meer regel dan uitzondering. Bovendien: mijn nederlandse collega en ik zijn ook min of meer een voor de hand liggende bron voor onze Indonesische kantoorgenoten waar het betreft de praktijkontwikkelingen in het buitenland. Dat betreft zowel juridisch-technische gebieden – ik noem derivatenregelgeving en fintech – maar ook inzichten op het gebied van kantoormanagement.

 

5. Wat vindt u het leukst aan uw vak? Indien u het allemaal overnieuw zou mogen doen, zou u dan een ander beroep hebben gekozen?

De afgelopen jaren ben ik actief geworden als arbiter. Het is een boeiende bezigheid die zich prima laat combineren met het vele reizen dat onderdeel is van mijn leven. In het zog daarvan doe ik veel moot courts, zowel als rechter als in de rol van coach. Ik zou een aantal aspecten van mijn carriere waarschijnlijk wel anders hebben aangepakt, maar ik geloof niet dat een ander beroep mij meer zou boeien.

 

6. Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?

“Go East, Young Man!” Ik heb langer in Azie de praktijk uitgeoefend dan waar dan ook, en ik heb dus kennelijk iets met dat werelddeel. Maar ik kan het ook in wat algemenere termen zeggen: verruim je blik, en stel je open voor andere culturen. En doe dat op een leeftijd dat het nog kan.

 

7. Er is veel te doen over de pensioenleeftijd; wat vind u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?

Eerlijk gezegd: nooit aan gedacht! En zolang je nog plezier in je werk hebt en de omgeving waarin je werkt nog vindt dat je per saldo goed functioneert, zou er geen drang tot terugtreden moeten zijn. Voor mezelf hoop ik nog een tijdje vol mee te draaien, maar de Indonesische immigratie- autoriteiten maken dreigende geluiden over het invoeren van een maximum leeftijd voor een werkvergunning. Ik hoop dat ze daarvan afzien.

 

* * *