Simon J. van der Woude is dit jaar veertig jaar actief in de advocatuur. Hij begon in 1985 bij het Advokatenkollektief Oud-West, en werkte ruim tien jaar in de strafkamer van het Hof Leeuwarden als raadsheer-plaatsvervanger. Op dit moment werkt hij bij Aves Advocaten, waar hij zich onder andere toelegt op strafzaken (inclusief cassaties bij de Hoge Raad en uitlevering) en vreemdelingenzaken (verblijfsvergunningen, Nederlanderschap). Hij spant zich graag in voor jongeren, bijvoorbeeld bij politieverhoren, en voor kinderen die in Nederland zijn geboren en getogen, maar toch nooit het recht hebben gekregen in Nederland te verblijven.
Waarom heeft u destijds voor de advocatuur gekozen?
“In 1974 ben ik begonnen met de studie culturele antropologie. Vreselijk interessant, maar je kunt er weinig mee. Ik wilde al snel een studie die mij vaardigheden zou leren om te gebruiken in de maatschappij, want ik was nogal veranderingsgezind in die tijd. Zo ben ik bij de studie Nederlands Recht uitgekomen. Na het behalen van het kandidaatsexamen trad ik meteen toe tot de rechtswinkel aan de Rozenstraat, later Rozengracht. Het was van meet af aan duidelijk dat ik advocaat ging worden om bij te dragen aan maatschappelijke verandering. Wel ben ik in de jaren 1980-1982 ook nog anderhalf jaar fulltime taxichauffeur geweest in Amsterdam toen ik even genoeg had van het studeren. Dat was een nogal riskant beroep, want er werden in die periode drie Amsterdamse chauffeurs vermoord – de eerste behoorde tot de garage waarvoor ik ook reed. Ik heb mijn studie weer opgepakt en ben na het behalen van mijn bul gaan solliciteren als advocaat. Dat was niet gemakkelijk, want er was veel werkloosheid in die tijd. Uiteindelijk werd ik aangenomen door het Advokatenkollektief Oud-West, gevestigd in het Dirk van Nimwegencentrum aan de Borgerstraat 86, waarin ook huisartsen fysiotherapeuten, een wijkpost voor ouderen èn een Buro voor Rechtshulp gevestigd waren. Een mooi startpunt.”
Welke zaak is u het meest bijgebleven?
“Veel zaken zijn me bijgebleven maar de meest bepalende in mijn loopbaan was misschien wel de strafzaak van een jonge man, die op de drukke Ten Katemarkt, bij ons kantoor om de hoek, plotseling ruzie kreeg met een andere man. Ze raakten in gevecht tussen het winkelende publiek. De broer van mijn cliënt, die in de buurt was, schoot hem meteen te hulp. Dat deed hij met een groot mes dat belandde in de buikstreek van de ander, die meteen kwam te overlijden aan bloedverlies. Een uur later kwamen mijn cliënt en zijn vriendin helemaal overstuur op ons kantoor omdat de politie met man en macht naar hem op zoek was. Ik heb toen kunnen regelen dat hij op een rustige manier werd aangehouden.
Mijn cliënt en zijn broer werden samen vervolgd wegens moord/doodslag. Er waren heel wat getuigen op de markt geweest, die op mijn verzoek werden gehoord door de rechter-commissaris, toen nog gevestigd in de Bijlmerbajes. Een van die getuigen vertelde dat de broer vanachter mijn cliënt was opgedoken met een mes en dat hij pardoes in de buik van de ander had gestoken, als het ware om mijn cliënt heen. Toen ik vroeg of het erop leek dat mijn cliënt zijn broer zag aankomen zei de getuige dat het leek alsof hij “dat niet wist”. Die laatste woorden stonden aanvankelijk niet in het dictaat maar werden op mijn verzoek alsnog opgenomen. Mijn cliënt werd enkele maanden later door de rechtbank aan de Prinsengracht vrijgesproken. De vrijspraak was zoals toen gebruikelijk niet gemotiveerd, maar ik denk nog steeds dat die drie woorden van de getuige mijn cliënt hebben gered. Deze zaak heeft gemaakt dat ik mij meer dan daarvoor op het strafrecht ben gaan richten.”
Wat is de belangrijkste verandering geweest in de tijd dat u advocaat bent?
“In de afgelopen veertig jaar zijn er natuurlijk veel dingen veranderd. Toen ik in 1985 begon, was ik de 997e advocaat in Amsterdam. Drie plekken verderop zat nummer 1000 die voor dit heugelijke feit door de deken werd beloond met een nieuwe bef. Er bestonden nog geen computers en faxen, en kopiëren kostte een kwartje per vel. Alles ging dus met de hand. Je kon de rechtbank zomaar binnenwandelen en dan niet alleen de griffie, maar ook de kantoren van de rechters inlopen. Er bestond geen beveiliging. Kennis nemen van het strafdossier moest op een kamer op de zolder van de rechtbank. Op bepaalde dagen lag daar het originele dossier ter inzage om aantekeningen te kunnen maken over de inhoud. Er werd gefluisterd dat er advocaten waren die, om uitstel te krijgen, weleens het “blauwtje” met de akte van betekening van de dagvaarding uit het dossier haalden en in hun tas stopten. Dat kon gemakkelijk, maar ik heb dit nooit werkelijk zien gebeuren.
Er was maar weinig specialisatie. Als stagiairs waren wij verplicht om zaken op alle rechtsgebieden te behandelen, waaronder tenminste één faillissement. Ik kreeg na twee jaar praktijk een benoeming als curator van een failliete haringkar. Dat was meteen de laatste. Een verplichte beroepsopleiding was er al niet. Het bleef bij het dringende advies om de cursussen te volgen die de Orde voor stagiairs organiseerde.”
Vindt u dat de overheid voldoende rekening houdt met het vak van de advocaat?
“De advocatuur is altijd wat argwanend behandeld door de publiek opinie, omdat de advocaat al snel wordt vereenzelvigd met zijn cliënt. In de pers werden vaak advocaten van “kwaaie zaken” opgevoerd. In de loop van de jaren is er wel meer respect gekomen, omdat men beter begrijpt dat advocaten echt een essentiële rol spelen in het rechtsbestel. Alleen door de strijd in de rechtszaal met alle toegestane middelen te voeren kunnen juridische conflicten in al hun aspecten worden blootgelegd. Dit stelt de rechter in staat om een goede beoordeling te maken. Daarbij kan het gaan om belangrijke maatschappelijke veranderingen, daar spelen advocaten ook een rol in. Voor dit alles is denk ik wel meer begrip gekomen bij het publiek en ook bij de overheid. Wij mogen tegenwoordig zelfs openlijk in ons vaandel voeren dat wij “partijdig” zijn. Dat hoorde je vroeger niet.”
Wat vindt u het leukst aan uw vak?
“Met het beroep van advocaat ben ik nog steeds gelukkig. Ik heb ruim tien jaar in de strafkamer van het Hof Leeuwarden gezeten als raadsheer-plaatsvervanger. Dat was mooi werk, omdat je er veel van leerde en eindelijk zelf eens beslissingen kon nemen. Toch heb ik nooit serieus een overstap overwogen omdat je als rechter geen echt persoonlijk contact met de mensen kunt hebben. En je wordt nooit door ze gebeld. Ik had ook wel arts kunnen zijn, het liefst huisarts. Maar met dat beroep heb je toch in de eerste plaats met persoonlijke kwalen en klachten te maken, en minder met maatschappelijke ontwikkelingen. De advocatuur past mij beter.”
Er is veel te doen over de pensioenleeftijd. Wat vindt u de ideale pensioenleeftijd voor een advocaat?
“Inmiddels ben ik 68 jaar. Je kunt natuurlijk niet eindeloos doorgaan, omdat de mens nu eenmaal geneigd is tot geleidelijk aftakelen. Het kost ook steeds meer moeite om alle nieuwe ontwikkelingen bij te houden. Denk aan het EU-recht dat het nationale recht steeds verder opslokt: vreemdelingenrecht is al voor 90% EU-recht. Dat bijhouden lukt me nog wel. Maar nu zie ik een workshop langskomen over de vraag hoe artificial intelligence kan worden ingezet bij het afnemen van getuigenverhoren. Daar kan ik mij zo weinig bij voorstellen, misschien moet ik mij hier voor inschrijven. Er is denk ik geen ideale leeftijd om te stoppen als advocaat. Zolang je maar scherp bent en niet teveel hooi op de vork neemt. Ruth Bader-Ginsburg was 87 toen ze overleed als rechter in het Amerikaanse Supreme Court, en ik heb nooit klachten over haar functioneren gehoord. Maar er zijn ook genoeg advocaten die het op hun 60e al niet meer trekken en blij zijn dat ze van het leven kunnen gaan genieten.”
Heeft u nog tips voor (jonge) advocaten?
“Als ik nu als jonge advocaat begon, zou ik proberen om mij breder te oriënteren dan op één rechtsgebied. Dat helpt je bij je ontwikkeling en het is best mogelijk om op meerdere gebieden deskundig te zijn. En vooral: doe het niet alleen voor het geld.”