Als founder van Aalmoes Advocaten is Manon Aalmoes een begrip in de Bijlmermeer. Het kantoor is gespecialiseerd in strafrecht en personen- en familierecht. De soms grote strafzaken die zij behandelde, brachten mr. Aalmoes naar Aruba, Curaçao, de Dominicaanse Republiek, Suriname en Colombia. In Paramaribo is ook een vestiging van Aalmoes Advocaten.

Tekst: Nick van den Hoek en Juliette Daniëls

 

U houdt al meer dan 25 jaar kantoor in de Bijlmer. Hoe bent u daar terecht gekomen?
‘Tijdens mijn studie nam ik als vrijwilliger deel aan praatgroep in de oude Bijlmerbajes. Iedere woensdag bezochten we gedetineerden, het waren alleen Surinaamse en Antilliaanse jongens. Zodoende heb ik een klik gekregen met die gemeenschap. Wij of zij bereidden een onderwerp voor (niet juridisch) en dat bespraken we in groepsverband. Er was een voorzitter, een gespreksleider en we mochten koekjes meenemen. Dat was een geweldige tijd. Ik heb dat een jaar of vijf gedaan. Daar heb ik mijn eerste levensles geleerd. Als je gedetineerden vroeg of zij liever in een wereld zonder straffen zouden leven, zeiden ze allemaal “nee, er moeten wel straffen zijn”. Dat vond ik heel bijzonder.’

Manon Aalmoes: ‘Soms ben ik net een maatschappelijk werker.’

En vervolgens, met uw kantoor?
‘Naast mijn studie en vrijwilligerswerk was ik werkzaam als secretaresse op een avondschool. Daar vroeg een advocaat of ik dat ook wilde worden. Ik heb erover moeten nadenken of ik dat wilde. Ik hield ervan om in een kamertje te zitten studeren en de advocatuur is natuurlijk heel anders. Ik besloot het te doen en werkte op een kantoor aan de Willemsparkweg. Vanwege de praatgroep kreeg ik steeds meer Surinaamse en Antilliaanse cliënten. Op een gegeven moment was ik het zat dat ik steeds weer opmerkingen kreeg als “zal wel voor jou zijn” als er een Surinamer binnen kwam lopen. Toen heb ik nog tijdens mijn stage besloten voor mezelf te beginnen. Ik dacht “ik ga naar de mensen toe”, dus weg uit het centrum. Dat is een lastige eigenschap van mij, waar iedereen rechts gaat, ga ik links. In 1992 heb ik mijn kantoor geopend in Ganzenhoef. Ik was toen 25, net twee jaar advocaat.’

Hoe ziet uw praktijk eruit?
‘Vroeger had ik een echt gemengde praktijk; sociaal-zekerheidsrecht, arbeidsrecht, strafrecht, vreemdelingenrecht. Tegenwoordig doe ik alleen nog strafrecht en personen- en familierecht. Ik vind dat een mooie combinatie. Soms ben ik net een maatschappelijk werker. Naar mensen luisteren, een luisterend oor bieden, dat vind ik heel belangrijk, maar we worden er niet voor opgeleid. Ik doe veel ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. Vorige week nog. Moeder lag in het ziekenhuis en op het moment dat wij in gesprek waren haalde Jeugdzorg het kindje weg. Ik was de eerste die met de moeder sprak. Ze bleef erin, dat was verschrikkelijk. En het komt vaker voor, vooral bij uithuisplaatsingen, dat moeders depressief en suïcidaal worden. Dat komt dan allemaal op mijn bordje.’

Hoe gaat u daarmee om?
‘Dat is soms lastig, je moet een balans vinden. Ik probeer de familie erbij te betrekken. Omdat ik inmiddels zo lang in de Bijlmer werk, ken ik veel mensen, soms wel drie generaties.
Je moet de Bijlmer zien als een dorp, er wonen ongeveer 100.000 mensen. Ik voel me soms net “dokter Deen”. Ik begeleid hele gezinnen en mensen hebben vaak weinig woorden nodig om hun probleem uit te leggen omdat je elkaar al jaren kent, omdat je weet wie hun tantes zijn, wie hun kinderen zijn, waar ze wonen, je kent de buurt. Dat vind ik het leuke van deze praktijk. Al was het moeilijk, want iedereen lachte me uit toen ik net begon. “Daar komt dat meisje uit de Bijlmer weer met haar sociale verhalen”. Als ik een grote zaak had, zei de cliënt: “Ja, je bent goed, maar ik wil ook Moszkowicz erbij, of Plasman”. Andere advocaten lachten me soms uit als ik op de rechtbank was: “O, mag jij weer de sociale omstandigheden komen uitleggen?” Ik dacht, “gewoon doorgaan” en inmiddels heb ik mijn plek wel verdiend.’

Welke zaak staat u in het bijzonder bij?
‘Een Dominicaanse cliënt die van een paar moorden werd verdacht was totaal uit het lood geslagen toen hij de strafeis hoorde: levenslang. Daarna werd hij in de isoleercel gezet, uit vrees dat hij zelfmoord zou plegen. Daar zit je dan alleen, nadat je zulk heftig nieuws hebt gehad. Ik bezoek hem nog regelmatig. Hij heeft eigenlijk niemand die hem bezoekt, dat vind ik heel heftig. Dan zit je daar je leven lang. Hij is echt alleen.’

U bent bekend als de advocaat van rapper Djaga Djaga. Wat kunt u daarover vertellen?
‘De zaak van Jason ligt gevoelig bij mij. Kijk, ik zit in de Bijlmer en hier zijn veel jongens en meisjes, die goede en slechte dingen doen. Ik ben niet gelukkig met de enorme publiciteit in de zaak van Jason. Ook rondom de liquidaties die plaatsvinden. We kijken daar allemaal haast verlekkerd naar, maar het geeft een vertekend beeld. De mensen zouden de verhalen eens moeten horen van die jongens die echt struggelen om vooruit te komen in het leven. De regels en wetten die ze in Den Haag maken; weinigen weten hoe het leven hier echt is. Dat speelt bij advocaten ook, iedereen wil de zaken uit de Bijlmer, maar niemand wil hier met z’n poten in de modder staan en de dingen doen die ook moeten gebeuren, zoals het begeleiden van de families etcetera.’

Manon Aalmoes weet wat de jeugd in de Bijlmer beweegt. (foto: Victor Marbus).

Rechters nemen persoonlijke omstandigheden wel mee toch?
‘Je ziet nu dat wapengeweld in Amsterdam vier keer harder wordt gestraft dan in de rest van het land. Hier loopt een groep jongens met wapens rond. Dat zijn vaak jonge jongens, tussen de 18 en 25 met heel weinig perspectief. Zij willen een heldenrol vervullen. Ze worden misschien door hun groep opgejut om iets strafbaars te doen, dan hoor je erbij. Of ze kunnen er geld mee verdienen. Ze hebben soms ook geen andere manier om in het leven iets succesvols te gaan doen. En gelukkig Jason wel, die kan geweldig zingen.’

‘Ik zou meer aandacht willen voor die jongeren die op hun achttiende uit huis moeten omdat moeder anders de huursubsidie verliest. Die jongens en meisjes kunnen niet aan een eigen woning komen, gelet op de krapte hier in Amsterdam. Ze hebben geen inkomen, weinig opleiding, ze kunnen hun zorgverzekering niet betalen en vaak alleen geld verdienen op straat. Met een paar duizend euro kan je nieuwe schoenen kopen, een mooie jas, wat ze allemaal belangrijk vinden. En wat hebben ze verder in het leven? Ze hebben niet eens woonruimte die ze kwijt kunnen raken. Dus de verleiding is supergroot.’

En wat gebeurt er dan?
‘Het huidige beleid creëert in mijn ogen een schijnveiligheid. Die moeder van wie haar kind uit huis is geplaatst, heeft een criminele vriend. Zij zegt: “Vroeger had ik een man in pak en die sloeg me bont en blauw en mijn huidige vriend doet misschien dingen op straat, maar thuis is hij een goede vader en partner”. Maar Jeugdzorg vindt het een risico. En er zijn drugs in het huis gevonden, dus de burgemeester wil de woning sluiten. Waar moet die vrouw dan heen? Die verdwijnt onder de radar. Net als die jongens die dus op straat leven. Die zijn er niet van onder de indruk dat wapengeweld vier keer harder wordt gestraft. Er zijn meer huizen nodig, je moet stabiliteit creëren voor hen. Huisje, boompje, beestje zou voor veel jongens een verschil maken.’

En hoe was het vroeger?
‘Vroeger had de Bijlmer ook een slechte naam. Er waren veel overvallen. Vroeger kon je op straat nog wat hosselen (bijverdienen in het Surinaams, van het Amerikaanse ‘to hustle’), maar tegenwoordig pint iedereen, mensen lopen niet meer met geld op straat. Bolletjesverkopers zijn zo goed als verdwenen. Een telefoon afpakken heeft ook geen zin, want iedereen kan die telefoon lokaliseren. Dus de manier waarop vroeger met kleine criminaliteit geld kon worden verdiend, dat is niet meer. En dat is een reden waarom ze nu grotere stappen maken. Want alles wat daar tussen zit aan criminele activiteiten is weggevallen.’

In hoeverre heeft u last van de bezuinigingen op de sociale advocatuur?
‘Ik heb een overwegend sociale praktijk, dat vind ik prima. Maar ik heb ook mensen in loondienst en door de aankomende bezuinigingen durf ik geen nieuwe mensen aan te nemen. Terwijl ik echt stik in de zaken. Bij de eerste bezuinigingsronde heb ik om die reden contracten niet verlengd.’

‘Tegenwoordig zie je ook een trend waarin kantoren zich specialiseren in een bepaalde niche en dat vind ik ergens zonde. Ik vind het belangrijk dat er kantoren blijven bestaan waarin meerdere disciplines samenwerken, ook in de sociale advocatuur. Ik zou het heerlijk vinden als ik een cliënt kan doorverwijzen naar een kantoorgenoot die arbeidsrecht doet, maar die kantoorgenoot heb ik niet en die durf ik niet aan te nemen. Civiele zaken kan ik dus niet kwijt, niemand wil het meer doen op toevoeging.’

En uw kantoor heeft een vestiging in Paramaribo?
‘Klopt, die heb ik ongeveer drie jaar geleden geopend omdat ik cliënten heb daar. Ik ga er ongeveer vier keer per jaar heen, maar ik ben geen lid van de Balie daar. Ik wilde niet dat mensen denken: “Daar heb je die witte vrouw uit Nederland weer die alles beter weet en ons komt vertellen hoe we het moeten doen”. Die advocaten daar moeten gewoon het werk doen, maar het is vooral een doorverwijsfunctie. Ik heb alimentatiezaken van mensen die hier ooit een alimentatiebeslissing hebben gekregen maar nu minder inkomen hebben bijvoorbeeld. Het rechtsbelang is in Nederland dus daarvoor krijg je een toevoeging. Ik zie het als een stukje dienstverlening. En het is voor mij geen straf om daar heen te gaan. Je leert er mensen kennen, dat is leuk. Begin dit jaar hebben we een conferentie gehouden met mensen van de reclassering hier en daar. We hebben een gevangenis bezocht met de mensen van de sociaal forensische zorg. Daar zet men zich nu ook in om mensen op te leiden voor mediation in de gevangenis. Niet alleen maar advocatenwerk, maar ook verdieping en een stukje kennisuitwisseling. Het is gewoon leuk.’

Manon Aalmoes heeft ook een kantoor in Paramaribo.

Is er nog iets dat u wilt bespreken?
‘Ja, lopen jullie piket? Zoals ik net heb gezegd zit ik hier met oma’s, kinderen en kleinkinderen. Er zijn veel zaken rond Schiphol van bolletjesslikkers en sjouwers. Die krijgen vaak een piketadvocaat uit de regio Haarlem, terwijl de familie mij kent en mij vraagt bijstand te verlenen. De Haarlemse advocaten zeggen dan vaak, “nee, je mag er niet bij, want hij heeft niet naar je gevraagd”. Nederland is het enige land waar dit systeem geldt. Als je in bijvoorbeeld Spanje wordt aangehouden, dan mag iedere advocaat erbij en heeft de cliënt de keus. Maar in Nederland gaat het om de advocaat die het eerste was, die de dienst had, die mag erbij. Dat is erg cliëntonvriendelijk.”

De cliënt kan toch wisselen van advocaat?
‘Ja, maar de cliënt krijgt zolang hij vastzit geen contact met de andere advocaat. Ik heb in Suriname een weeshuis bezocht en de vrouw die dat runde belde mij op omdat haar zoon op Schiphol was aangehouden omdat hij bolletjes had geslikt. Pas toen hij uit bewaring was kon de zoon met zijn moeder bellen en die zei :“Vraag mevrouw Aalmoes, want wij kennen haar”. Het gaat mij helemaal niet om die zaak, want ik heb veel zaken, maar ik ken de familie en de familieomstandigheden zodat die cliënt erbij gebaat is dat ik hem bijsta. Ik heb dus echt kritiek op het Nederlandse systeem. Ik vind dat iedereen recht heeft op een advocaat van eigen keuze, al is die door de familie aangewezen. Stel, je wordt aangehouden in Frankrijk, je kent de taal niet en hebt een daar nog slechter betaalde toevoegingsadvocaat. Dan komt er een advocaat die zegt: “Je familie heeft mij benaderd”. Wie kies je dan?’

Is er nog iets anders waar u aandacht voor wilt vragen?
‘Over de piketfase wil ik graag nog iets kwijt wat me al jaren dwarszit. Soms komen cliënten bij me met een brief waarin staat dat ze zijn aangemerkt als verdachte en worden uitgenodigd voor verhoor. Op dat moment is cliënt dus wel verdachte maar heeft hij of zij geen recht op gesubsidieerde bijstand van een piketadvocaat. Dat vind ik een leemte in het systeem en ik hoop dat daar verandering in komt.’