Interview met tbs-advocaat Jan-Jesse Lieftink
Naar aanleiding van het dodelijke steekincident in Rotterdam laaide afgelopen weken de discussie over de werking van het tbs-stelsel weer op. De verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, was eerder veroordeeld voor het steken van zijn eigen moeder. Hij werd ontoerekeningsvatbaar verklaard als gevolg waarvan tbs met voorwaarden werd opgelegd. Bij deze variant vindt geen gedwongen opname plaats en geldt een maximumtermijn van negen jaar.
Tekst: Jamal el Hannouche
Opmerkelijk, volgens sommige nieuwsberichten, want bij geweldsdelicten zou tbs met dwangverpleging op zijn plaats zijn. In dat geval vindt de behandeling gedwongen plaats in een gesloten instelling, waarbij de tbs-gestelde pas in de maatschappij terugkeert na een succesvolle afsluiting van een jarenlang traject. En soms keert hij zelfs nooit meer terug in de maatschappij.
De vraag is of zo een incident daadwerkelijk voorkomen had kunnen worden door oplegging van tbs met dwangverpleging. Deze vraag roept weer vragen op over de plaats van het tbs-systeem in het strafrecht. En hoe om te gaan met de lange wachtlijsten? Is een beter systeem voor tbs-gestelde en maatschappij überhaupt denkbaar? En hoe ziet dit er dan uit?
Het ABB sprak tbs-advocaat Jan-Jesse Lieftink over deze en andere tbs-vraagstukken, maar ook wat de jarenlange behandeling van tbs-zaken met de advocaat zelf kan doen. Jan-Jesse vertelt in het gesprek openhartig over zijn ervaringen met het overbelaste tbs-systeem, en hoe hij zelf overbelast raakte, wat leidde tot een burn-out.
We zien jou regelmatig in de media verschijnen voor duiding van tbs-problematiek en ook in spraakmakende zaken ben jij de tbs-advocaat. Is dit tbs-specialisme een bewuste keuze geweest of ben je hierin gerold?
“Ik ben begonnen bij het kantoor Cleerdin & Hamer in de Amsterdamse Pijp. Elke stagiair die daar begint, krijgt al snel een specialisatie binnen het strafrecht. Ik werkte destijds onder twee patroons, waaronder de zeer recent overleden advocaat Simeon Burmeister, die psychiatrisch patiëntenrecht en tbs deed. Via zijn praktijk ben ik in het tbs-wereldje terechtgekomen.
Vanaf het begin waren tbs-zaken dus deel van mijn werk. Ik heb in 2006, toen ik net begon, meteen een aantal zaken gedaan die te maken hadden met de passantenproblematiek in de tbs. Tbs-gestelden moesten toen al soms meer dan twee jaar wachten in een gevangenis op een plek in een tbs-kliniek. Het raakte me toen al dat psychisch zieke mensen zo lang moesten wachten in een gevangenis op hun behandeling, met alle gevolgen van dien. Daar werd bovendien vanuit de politiek niets aan gedaan. Die problematiek is ook nu weer actueel.
Strafrecht in bredere zin heeft altijd mijn interesse gehad, maar binnen het strafrecht is tbs een fascinerend gebied. Het is complex, maar ook heel bevredigend als je ziet dat je werk echt een verschil maakt in het leven van iemand. Ik hou ervan om te werken met cliënten die echt iets aan hun situatie willen doen en gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen.”
Is dat wat jouw werk als tbs-advocaat voldoening geeft, mensen helpen die willen veranderen?
“Het geeft inderdaad enorme voldoening om te zien dat je werk echt een verschil maakt in iemands leven. Als je ziet dat een cliënt die door iedereen was afgeschreven toch zijn leven weer op de rails krijgt, dan weet je dat je iets goeds hebt gedaan. Het geeft ook aan dat het systeem in sommige gevallen wel werkt, als het goed wordt toegepast. Dat zijn de momenten waarop je echt trots bent op je werk.
Het is natuurlijk niet altijd makkelijk, en er zijn veel uitdagingen, maar het werk is heel interessant. Je krijgt te maken met mensen die ernstige psychische problemen hebben, maar die toch een tweede kans verdienen. Dat maakt het werk waardevol. Je weet dat je met je expertise echt iets kunt betekenen voor deze mensen.”
Je hebt het over uitdagingen. Zag je aan het begin van je carrière knelpunten in het tbs-systeem die nu nog steeds spelen?
“Ja, zeker. Aan het begin van mijn carrière zaten er mensen in het tbs-systeem voor relatief lichte feiten, zoals bedreigingen. Aan hen werd dan tbs opgelegd vanwege ernstige psychische stoornissen. Deze mensen moeten eigenlijk worden behandeld in de reguliere ggz, maar die willen deze ‘forensische’ cliënten vaak niet behandelen. Tbs blijft dan vaak over als enige mogelijkheid. En daar is het tbs-systeem eigenlijk niet voor bedoeld.
Wat betreft de wachtlijsten waar we ook nu weer tegenaan lopen, dat gaat echt in een golfbeweging. Soms zie je een stijging in tbs-opleggingen door politieke en maatschappelijke invloeden. Zoals in 2017 na de zaak Anne Faber (Anne Faber werd verkracht en vermoord door Michael P. die eerder twee meisjes had verkracht maar geen gedwongen tbs kreeg, omdat hij niet wilde meewerken aan onderzoek, red.).
De maatschappij en politiek eisten toen meer tbs voor verdachten die hun medewerking weigerden aan gedragskundig onderzoek, wat weer leidde tot een toename van het aantal tbs-opleggingen. Als gevolg daarvan raakt het systeem volledig overbelast.
Een ander probleem dat je ziet in de afgelopen jaren, is dat er verdachten zijn die niet willen meewerken aan onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC), terwijl de rechter ook aan dit soort weigeraars steeds vaker een tbs-maatregel oplegt. Dat vind ik een gevaarlijke ontwikkeling.”
Waarom denk je dat verdachten niet willen meewerken aan onderzoek en wat maakt dat problematisch?
“Tbs kan uitzichtloos zijn, omdat het in gevallen van een geweldsdelict geen einddatum heeft. Daarom willen de meeste verdachten liever een tijdelijke gevangenisstraf. Om tbs te voorkomen zijn verdachten vaak minder gemotiveerd om mee te werken aan een onderzoek in het PBC of aan behandeling. Ze zien geen duidelijk einde, en dat maakt het systeem soms lastig te navigeren.
Als hen ook de mogelijkheid van een maximumduur aan een verblijf in een tbs-kliniek zou worden geboden, bijvoorbeeld zes of acht jaar, zou dat tbs-gestelden een doel geven om naar toe te werken. Dat zou de motivatie om mee te werken aan behandeling aanzienlijk vergroten. Iemand zou dan na het verblijf in een tbs-kliniek kunnen doorstromen naar een minder streng regime om zo stapje voor stapje weer terug te keren in de samenleving.
Het systeem zou ook flexibeler moeten zijn om maatwerk te kunnen bieden, want de een heeft meer of andere hulp nodig dan de ander.”
Maar wat zou dat dan betekenen voor de tbs-gestelden die lijden aan zeer ernstige stoornissen en blijvend een gevaar vormen voor de maatschappij?
“Sommige tbs-gestelden zijn ernstig gestoord en hebben inderdaad langdurige zorg nodig. Voor hen zou op den duur plaatsing in een ggz-instelling met een lager beveiligingsniveau een optie kunnen zijn, zodat ze niet hun hele leven in een tbs-kliniek zitten. Ze moeten namelijk ergens terechtkunnen waar ze nog steeds de zorg en begeleiding krijgen die ze nodig hebben, maar die hoeven niet vast te zitten in het strenge tbs-regime. Je moet maatwerk leveren, omdat niet elke tbs-gestelde hetzelfde is.
Met andere woorden, je hoeft mensen niet per se levenslang op te sluiten als dat niet nodig is. Dat sommige tbs-gestelden nooit volledig zullen herstellen, betekent niet dat ze hun hele leven in een tbs-kliniek moeten zitten. Er zijn andere manieren om hen veilig te behandelen en tegelijkertijd hun kwaliteit van leven te verbeteren. Nu zijn er te veel mensen in het tbs-systeem die eigenlijk niet thuishoren in dat strenge regime, zeker niet voor hun hele leven.
Dit zie je bijvoorbeeld bij sommige zedendelicten waar de daders soms tientallen jaren vastzitten in de tbs-kliniek zonder dat ze een levenslange straf hebben gekregen. In theorie is tbs een goed systeem, maar in de praktijk zijn behandelaars soms echt te voorzichtig en dat zorgt ervoor dat mensen langer vastzitten dan nodig is.”
Denk je dat ook in het verlofstelsel meer maatwerk nodig is?
“Ja, zeker. Veel tbs-gestelden zouden eerder op verlof kunnen gaan als er meer vertrouwen was in hun behandeling. In de huidige situatie moeten ze vaak heel lang wachten voordat ze op verlof mogen, en dat leidt tot frustraties. Voor sommige tbs-gestelden zou het beter zijn als ze vanaf dag één al verlof konden krijgen, mits ze goed begeleid worden. Maar in het huidige systeem duurt het soms jaren voordat ze die kans krijgen, en dat werkt averechts.
Dit komt omdat er veel bureaucratie in het verlofstelsel zit. Alles moet door verschillende instanties worden goedgekeurd, en dat zorgt voor vertraging. Als je het verlofproces soepeler laat verlopen, kunnen tbs-gestelden sneller re-integreren en raken ze minder gefrustreerd. Dat is uiteindelijk beter voor de tbs-gestelde en de maatschappij.”
Wat zijn wat jou betreft de meest urgente knelpunten op dit moment?
“Het grootste probleem in het tbs-stelsel zijn momenteel de lange wachttijden en het gebrek aan doorstroom. Tbs-gestelden zitten vaak te lang in dezelfde fase van hun behandeling, zonder dat er vooruitgang wordt geboekt. Dat leidt tot frustraties en demotivatie zoals ik net aangaf.
Daarnaast is het systeem vaak te rigide, waardoor er te weinig maatwerk mogelijk is. Je hebt cliënten die veel sneller zouden kunnen doorstromen, maar door de bureaucratie en het gebrek aan flexibiliteit gebeurt dat niet. Er zijn ook echt te veel regels waar ze zich allemaal aan moeten houden.”
Welke mogelijke oplossingen zie je voor die wachttijden en het gebrek aan doorstroom?
“Er moet ook hier meer flexibiliteit komen in het systeem. Klinieken moeten sneller kunnen beslissen over verlof en overplaatsing naar een andere instelling. Dat betekent ook dat er meer plekken beschikbaar moeten zijn in vervolginstellingen, zoals ggz-instellingen of beschermde woonvormen.
Daarnaast moeten er meer middelen worden vrijgemaakt om de personeelsproblemen in de klinieken op te lossen. Het huidige personeelstekort zorgt voor vertragingen in de behandeling, en dat maakt het voor cliënten alleen maar moeilijker.”
Afgelopen zomer riep je de Vaste Tweede Kamercommissie Justitie en Veiligheid op LinkedIn op om met jou te spreken over jouw voorstel tot verhoging van de maximumstraffen voor tbs met voorwaarden. Wat houdt dat voorstel in?
“Het huidige systeem zit vast in een dilemma. Aan de ene kant willen we de samenleving beschermen, maar aan de andere kant wil je ook een eerlijke straf voor de dader.
Door de maximumstraf voor tbs met voorwaarden te verhogen van vijf naar tien jaar, geef je rechters meer ruimte om maatwerk te bieden. Het biedt rechters de mogelijkheid om langere straffen te combineren met tbs met voorwaarden in plaats van tbs met dwangverpleging. Zo kun je de risico’s beter beheersen zonder iemand eeuwig vast te zetten.
Zo kan de rechter bij een ernstig misdrijf toch tbs met voorwaarden opleggen, waaronder een gedwongen behandeling. Daarmee ondergaat de verdachte na zijn gevangenisstraf een tbs-maatregel met een vorm van gedwongen behandeling maar wel met een einddatum in plaats van tbs met dwangverpleging zonder enig perspectief.
Ik heb politici uitgenodigd om hierover te praten, en ik heb inmiddels gesprekken gevoerd met enkele van hen. Wat opvalt, is dat er wel draagvlak is voor verandering, maar dat men huiverig is voor negatieve reacties vanuit de maatschappij. Zeker na het heftige incident van 19 september 2024 zal dit het draagvlak in de samenleving niet vergroten. Maar vergeet niet: dit is een incident.”
In deze zaak stak een 22-jarige Amersfoorter een andere man dood bij de Erasmusbrug in Rotterdam. Al snel verschenen verschillende mediaberichten waarin kritiek werd geuit op het feit dat deze man buiten liep terwijl hij eerder tbs met voorwaarden opgelegd had gekregen vanwege een ander incident. We vroegen Jan-Jesse wat de rol is van de media in tbs-kwesties.
“Ik denk dat de media te veel de nadruk leggen op de negatieve kanten van het tbs-systeem. De media richten zich vooral op de incidenten waarbij het misgaat, zoals wanneer een tbs-gestelde tijdens verlof een misdrijf pleegt. Maar ze geven nauwelijks aandacht aan de gevallen waarin het wel goed gaat. Dat geeft een vertekend beeld van het tbs-systeem. Natuurlijk zijn er problemen, maar er zijn ook veel succesverhalen die nooit worden belicht.
Ik denk dat er meer transparantie moet komen over hoe het systeem werkt en wat de resultaten zijn. De succesverhalen moeten meer aandacht krijgen, zodat mensen begrijpen dat tbs in veel gevallen goed werkt. Het zou ook helpen als de klinieken en advocaten meer zouden communiceren over de positieve resultaten van tbs-behandelingen. Dat zou het beeld in de maatschappij kunnen veranderen.
Tbs-klinieken kruipen te vaak weg voor hun verantwoordelijkheid bij incidenten. Terwijl ze juist dan voor hun organisatie moeten gaan staan, de fouten moeten toegeven en moeten benadrukken wat er wel allemaal goed gaat. Er is echter te veel angst. En dat is doodzonde. Ik zeg juist bij incidenten: ‘Ga aan die talkshowtafel zitten en leg uit waar je dag in dag uit mee bezig bent en dat daarin fouten worden gemaakt.’ Media-aandacht, ook al is die negatief, biedt ook kansen, wil ik maar zeggen.”
Denk je dat de publieke opinie invloed heeft op hoe tbs-zaken worden behandeld?
Zeker. De publieke opinie speelt een grote rol in hoe rechters en politici omgaan met tbs-zaken. Na een incident als de zaak Anne Faber zie je meteen een verharding in de aanpak van tbs, omdat de maatschappij strenge maatregelen eist. Dat is begrijpelijk, maar het zorgt er ook voor dat er minder ruimte is voor nuance en maatwerk. De angst voor recidive neemt dan de overhand, en dat heeft invloed op hoe zaken worden behandeld.”
In de documentaire ‘Tbs: aan de andere kant’ liep documentairemaker Jessica Villerius enkele jaren rond in een tbs-kliniek om de vooroordelen rondom tbs, de impact op tbs-gestelden en slachtoffers in beeld te brengen. Wij vroegen Jan-Jesse of deze documentaire een geslaagde poging is om de andere kant van het tbs-verhaal te laten zien.
“Die documentaire laat een heel menselijke kant zien van tbs, en dat vond ik heel krachtig. Het geeft mensen een blik op een wereld die vaak wordt weggezet als ‘gevaarlijk’ of ‘onmenselijk’, terwijl het vaak gaat om kwetsbare mensen die net zo goed recht hebben op een tweede kans.
Wat mij raakte was de eerlijkheid van de verhalen en hoe moeilijk het is om het vertrouwen van de maatschappij terug te winnen. Het geeft een stem aan mensen die vaak als ‘monsters’ worden gezien, maar die in werkelijkheid complexe individuen zijn.”
Heb je zelf wel eens overwogen om deze ‘andere kant’ een stem te geven bijvoorbeeld door politiek actief te worden of een boek te schrijven?
“Dat heb ik zeker overwogen, vooral kort na mijn burn-out heb ik enkele gesprekken gevoerd met politici om te onderzoeken of de politiek wat voor mij zou zijn. Ik denk alleen niet dat het iets voor me is. Ik hou niet van het constante onderhandelen, compromissen sluiten en me bezighouden met onderwerpen die me niet interesseren.
Afgelopen voorjaar sprak ik lang met Wim Anker. In dat gesprek bracht hij me de liefde voor het vak weer helemaal terug. Daar ben ik hem erg dankbaar voor. In de rechtszaal weet ik waar ik sta, en ik kan direct invloed uitoefenen op de zaken die ik belangrijk vind. In de politiek duurt dat veel langer, en dat zou me waarschijnlijk alleen maar frustreren.
Wat betreft het schrijven van een boek, toevallig ben ik daar wel over aan het nadenken. Dat zou een boek worden over de parallel tussen het tbs-systeem en mijn eigen burn-out. Beide gaan over herstel en over hoe moeilijk het is om jezelf te hervinden na een ingrijpende ervaring. In het tbs-systeem zie je hoe mensen vastlopen in een systeem, net zoals ik vastliep in mijn leven. Maar er is ook hoop en een mogelijkheid tot groei en verandering. Dat verhaal zou ik willen delen.”
Je vertelt dat je een burn-out hebt gehad. Kun je vertellen hoe je daarin terecht bent gekomen?
“Eind 2022 had ik een aantal heftige zaken gedaan met zware cliënten, waarbij ik achteraf gezien niet goed mijn grenzen had aangegeven. Ook in mijn privéleven heb ik in de jaren ervoor een aantal heftige dingen meegemaakt, waar ik eigenlijk nooit echt bij had stilgestaan. Dat stapelde zich op. Vlak voor een zitting bij het gerechtshof in Den Haag, stortte ik letterlijk in op de trap van het gerechtsgebouw. Ik heb mezelf naar de auto gesleept en die zitting verder niet meer gedaan. Op dat moment dacht ik dat ik een hartaanval had. Het bleek om een paniekaanval te gaan. Gevolg was dat ik een half jaar thuis kwam te zitten door wat een burn-out en een paniekstoornis bleken te zijn.
Toen ik thuis zat met mijn burn-out was mijn eerste gedachte: ‘Ik ga stoppen met de advocatuur, want het is allemaal te veel voor me.’ ‘Maar wat ga ik dan wel doen,’ was steeds de gedachte. Zo kwam ik op het idee om dan maar de politiek in te gaan. Maar dat zou zeker niet tot minder werkdruk leiden. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat mijn passie voor dit vak toch te sterk is en ik hier eigenlijk wel mee verder wil gaan, maar dan wel op een heel andere manier dan voor mijn burn-out.
Ik werk nu veel minder dan vroeger. Ik heb dat aantal uren na mijn burn-out langzaam opgebouwd, maar het blijft een uitdaging om het niet te veel te laten worden. Vooral nu na een vakantie ben ik daar onzeker over. Zodra je weer begint, is er altijd die angst: ‘Gaat het weer fout?’ Maar zodra je weer in het ritme komt, gaat dat gevoel weg. Niet te veel nadenken helpt want als je te veel gaat nadenken, kan dat juist belemmerend werken.
Het gaat nu wel beter omdat ik nu meer controle heb over mijn werkuren en taken. Het vinden van balans kost tijd, maar ik ben nu voorzichtiger, zeker na een burn-out. Ik neem nu meer tijd voor mezelf, voor sporten en voor mijn gezin.”
Welke lessen heb je geleerd door je burn-out?
“Mijn burn-out heeft me gedwongen om mezelf opnieuw uit te vinden, zowel als mens en ook als advocaat. Ik raakte overbelast, kreeg paniekaanvallen en kon uiteindelijk niet eens meer de rechtbank binnenlopen. Die ervaring was enorm zwaar, maar tegelijkertijd ook een keerpunt in mijn leven. Ik ben daardoor veel bewuster geworden van hoe ik mijn werk moet aanpakken en wat voor mij echt belangrijk is.
Voor mijn burn-out was mijn werk mijn identiteit. Alles draaide om de volgende zaak, de volgende cliënt, de volgende overwinning. Toen dat wegviel, had ik het gevoel dat ik geen fundament meer had. Wat ik in die periode heb geleerd, is dat ik niet alleen een advocaat ben, maar ook een mens met een gezin, met vrienden, en met andere interesses. Zingeving is nu veel belangrijker voor me. Ik stel mezelf vaker de vraag: ‘Draagt dit bij aan het leven dat ik wil leiden?’
Waar ik voorheen alleen maar bezig was met werken en doorgaan, kijk ik nu veel meer naar de lange termijn. Zaken waarin ik voel dat ik echt een verschil kan maken, zijn de zaken die ik nu kies. Dit zorgt ervoor dat mijn werk veel meer voldoening geeft. De burn-out heeft me geleerd dat succes niet alleen gaat om overwinningen in de rechtszaal, maar ook om hoe je jezelf staande houdt in de wereld daarbuiten. Ik heb ook geleerd om bewust rust te nemen en de tijd te nemen voor reflectie. Ik zeg nu vaker ‘nee’ tegen zaken waarin ik niet geloof of die te belastend zijn.
Het werk kan namelijk heel zwaar zijn, vooral omdat je met cliënten werkt die vaak complexe en emotionele problemen hebben. Ik zorg er nu voor dat ik mijn tijd goed verdeel tussen werk en mijn gezin. Ik ben ook bewust bezig met mijn eigen grenzen en probeer genoeg tijd voor mezelf te nemen om te ontspannen. Het is belangrijk om jezelf niet te verliezen in het werk en genoeg ruimte te creëren voor andere dingen in het leven.”
Wat heeft jou geholpen om uit jouw burn-out te komen?
“Tijdens mijn burn-out heb ik echt moeten leren om rust te vinden en naar mijn lichaam te luisteren. Ik begon met ademhalingstechnieken en mindfulness, iets wat ik daarvoor eigenlijk nooit serieus nam. Het was verbazingwekkend hoe veel dat voor me deed. Én hoeveel ik er nu nog steeds aan heb. Het vergt echt veel tijd om dit in je leven te integreren.
Daarnaast heb ik een planningscoach ingeschakeld. Die heeft me geholpen om mijn werk anders in te richten, zodat ik niet steeds het gevoel heb dat ik constant aan moet staan. Ze leerde me om naast het werk ook de momenten van ontspanning of momenten met je gezin in te plannen. Dat was echt een keerpunt.
Een andere belangrijke stap was dat ik thuis mijn tuin helemaal opnieuw heb aangelegd. Dat gaf me niet alleen fysieke beweging, maar ook een plek waar ik mijn gedachten kon laten bezinken. Het klinkt misschien simpel, maar tuinieren heeft me echt geholpen om weer in balans te komen. En het resultaat is iets blijvends, iets waar ik trots op kan zijn.”
Tot slot, zie je jezelf nog lang werken aan tbs-zaken ondanks deze persoonlijke uitdagingen en de uitdagingen van het tbs-stelsel?
“Ja, ik denk het wel. Tbs is een vakgebied waar ik me erg in thuis voel. Ik vind het werk uitdagend, maar ook ontzettend bevredigend. Zolang ik het gevoel heb dat ik een verschil kan maken voor mijn cliënten, blijf ik dit werk doen. Daarnaast denk ik dat er de komende jaren nog veel veranderingen zullen komen in het tbs-systeem, en ik wil daar graag deel van uitmaken.
Het is soms moeilijk, zeker als je het gevoel hebt dat de vooruitgang traag gaat. Maar ik blijf gemotiveerd door me te focussen op het grotere plaatje. Uiteindelijk werk je naar een doel toe: het helpen van je cliënt om weer terug te keren naar de maatschappij. Als je dat in gedachten houdt, dan maakt het de kleine stappen en de lange tijdspanne de moeite waard. Je moet altijd oog houden voor de lange termijn en de impact die je werk kan hebben.
Ik zou graag zien dat het strafrechtsysteem in Nederland meer gericht wordt op herstel en re-integratie, en minder op straf en detentie. Ik denk dat er veel tbs-gestelden zijn die met de juiste begeleiding weer een waardevol leven kunnen leiden in de maatschappij. Als advocaat wil ik blijven vechten voor hun rechten en zorgen dat ze de beste kans krijgen om te herstellen. Dat is waar ik elke dag voor werk, en dat blijft mijn grootste drijfveer.”