Barbara Rumora-Scheltema (l) en Jaqueline Schaap (r)
De Amsterdamse deken Evert Jan Henrichs draagt per 1 september het stokje over aan twee opvolgers. Vanwege de zwaarte van de functie en het behoud van de eigen praktijk gaan Jacqueline Schaap en Barbara Rumora-Scheltema de Amsterdamse Orde samen als duodekens leiden. Het ABB vroeg hen het hemd van het lijf over henzelf en verschillende uitdagingen waarvoor de advocatuur zich ziet geplaatst.
Tekst: Diederik Palstra en Nick van den Hoek
Kunnen jullie iets vertellen over jullie achtergrond?
Barbara Rumora-Scheltema: “Vanaf 2001 werk ik bij NautaDutilh, sinds 2005 als advocaat en sinds 2014 als partner. Ik ben pas op latere leeftijd advocaat geworden, ondanks het feit dat veel van mijn familieleden advocaat zijn of zijn geweest. Ik ben gespecialiseerd in de ondernemingsrechtelijke en commerciële procespraktijk, in het insolventierecht en in internationale arbitrage. Ongeveer viereneenhalf jaar geleden ben ik in de Raad gekomen als penningmeester en daarnaast ben ik portefeuillehouder grote kantoren.”
Jacqueline Schaap: “In mijn familie bevinden zich verder geen juristen en ook ik ben niet als advocaat begonnen, maar als merkengemachtigde. Ik merkte dat het leukste werk – procederen – aan mijn neus voorbijging en daarom heb ik de overstap gemaakt. Ik ben begonnen bij Boekel de Nerée, waar ik later in de maatschap zat. Daarna was ik een van de oprichters van Klos Morel Vos & Schaap waar ik ook een aantal jaren managing partner ben geweest. Ik ben nu partner bij Visser Schaap & Kreijger. Naast mijn werk als advocaat heb ik altijd veel nevenfuncties gehad. Zo heb ik twee jaar in het college van afgevaardigden gezeten, negen jaar in de toenmalige raad van roezicht en vijfeneenhalf jaar in het Hof van Discipline. Sinds april 2021 ben ik waarnemend deken.”
Waarom is er gekozen voor duodekens in plaats van één deken?
Barbara Rumora-Scheltema: “Het dekenaat is meer dan een fulltimebaan en daarnaast blijven wij beiden enkele dagen per week in onze praktijk actief. We zullen ieder de helft van de tijd die gemoeid is met de rol als deken voor onze rekening nemen. De huidige deken doet dit full time en dat is eigenlijk nog te weinig. Wat ik mooi vind aan het duo-dekenschap is dat je met elkaar kunt sparren. Ook kunnen wij verschillende eigenschappen, rechtsgebieden en achtergronden combineren. Dat komt de vervulling van de functie ten goede en maakt het nemen van beslissingen minder eenzaam.”
Welke eigenschappen heeft een goede deken?
Jacqueline Schaap: “Verstand van het recht en tuchtrecht komt goed van pas. Daarnaast is het belangrijk om goed te kunnen luisteren, empathisch te zijn en doortastend daar waar het moet. Als deken moet je ook veel schakelen met ketenpartners, zoals de Rechtspraak en het OM, en daarmee een vertrouwensband opbouwen. Dat vergt een bepaalde mate van diplomatie.”
Maken jullie je zorgen over de plannen voor landelijk toezicht op de advocatuur?
Barbara Rumora-Scheltema: “Wij zijn geen tegenstander van een landelijk toezichthouder. We denken dat een effectief toezicht van het grootste belang is, en om dat te bereiken zal een aantal zaken beter landelijk geregeld kunnen worden. Maar voor andere zaken geldt juist weer dat lokaal toezicht een betere optie is.”
Jacqueline Schaap: “Wij willen vooral het lokale tuchtrechtelijke toezicht behouden. Bij de dekens zit veel kennis over de lokale advocaten en ook geldt dat ketenpartners die iets signaleren sneller geneigd zijn contact op te nemen met iemand die ze kennen, dan met een landelijk toezichthouder. Je moet het kind niet met het badwater weggooien.”
Hoe moet het verder met de bijstand aan Russische cliënten door advocaten?
Jacqueline Schaap: “Dat zal een blijvend punt van aandacht zijn. De sanctiewetgeving en de uitleg daarvan is niet duidelijk en dat is een probleem. De huidige deken heeft hier onlangs een nader bericht over gepubliceerd op de website van de Amsterdamse Orde van Advocaten waarin hij het een en ander verduidelijkt. Hij geeft daarin aan wanneer rechtsbijstand door advocaten niet valt onder de relevante EU sanctieverordeningen.”
In hoeverre is het een bedreiging voor kantoren dat de nieuwe generatie advocaten niet meer de ambitie heeft om partner te worden?
Barbara Rumora-Scheltema: “Dit speelt vooral bij de grote en middelgrote kantoren. Jonge juristen die nu afstuderen kijken anders tegen hun carrière aan dan de huidige generatie. Zij hoeven niet per se partner te worden en hebben dat niet echt als een punt op de horizon, zoals dat traditioneel het geval was. Zij willen acht jaar ergens werken en dan weer iets anders doen. Ze willen zich ontwikkelen op verschillende gebieden, maar lopen liever geen ondernemersrisico. Dat kan voor opvolgingsproblemen zorgen. Dit is niet alleen zo in de advocatuur. Er zijn bijvoorbeeld ook veel tandartspraktijken waar men geen opvolger kan vinden. De oplossing hiervoor is nog niet gevonden en die gaat er vermoedelijk ook niet komen. Het is toch vaak een individuele keuze en het heeft niet alleen te maken met hoge werkdruk.”
Jacqueline Schaap: “Bij sociale kantoren is de instroom van jonge juristen een probleem, mede omdat hun opleiding tot advocaat behoorlijk duur is en starters vaak snel vertrekken. Ook dit is een punt van zorg.”
Kunnen advocaten onafhankelijk onderzoek doen voor een cliënt?
Jacqueline Schaap: “Wij staan volledig achter de lijn van de tuchtrechter. Als uitgangspunt geldt dat het advocaten niet verboden is om in opdracht van een cliënt feitenonderzoek te verrichten en daarover aan de cliënt te rapporteren. Daarbij moet wel verschil worden gemaakt tussen een rapport dat uitsluitend voor intern gebruik is en een rapport dat ook extern wordt gebruikt. Bij dat laatste geldt een zwaardere zorgplicht. Zo moet bijvoorbeeld het beginsel van hoor en wederhoor worden toegepast. De advocaat mag er geen onduidelijkheid over laten bestaan wat hij aan het doen is als hij dergelijk onderzoek doet.”
Barbara Rumora-Scheltema: “Het is een relatief nieuwe praktijk waarbij die duidelijkheid omtrent je rol en het doel van je onderzoek essentieel is. Veel ontwikkelingen uit de tuchtrechtspraak worden inmiddels al toegepast.”
Staat de onafhankelijkheid van advocaten onder druk?
Jacqueline Schaap: “We krijgen signalen dat advocaten zich soms te veel vereenzelvigen met de cliënt en diens belangen. Zij laten zich te veel leiden door wat de cliënt wil en zijn niet altijd dominus litis. Ook krijgen we signalen dat de kwaliteit soms onder de maat is.”
Barbara Rumora-Scheltema: “Ondermijning speelt ook steeds meer. De onderwereld is niet meer de ouwe jongens krentenbrood-kliek die het was. Het is veel harder geworden, met als dieptepunt de moord op Derk Wiersum. Daardoor is het voor advocaten moeilijker geworden om hun werk te doen. Je ziet en hoort dat advocaten in toenemende mate onder druk worden gezet. Dat is een hele zorgelijke ontwikkeling.”
De gefinancierde rechtsbijstand – gaan de grote kantoren meebetalen aan rechtshulp aan minder bedeelden?
Barbara Rumora-Scheltema: “Het is nog steeds een punt van discussie. Sommige advocaten die in de gefinancierde rechtsbijstand werken, kunnen amper het hoofd boven water houden. Dat is een bron van zorg. De politiek begint zich hiervan bewust te worden. Het extra geld waar minister Dekker vorige jaar mee kwam voor de sociale advocatuur moet structureel worden. Het zal echter nog steeds te weinig zijn. Er worden veel meer uren aan een zaak besteed dan er voor staan. Ons uitgangspunt is: financiering van rechtsbijstand is een overheidstaak, zoals vastgelegd in de Grondwet. Maar het is belangrijk om ook te signaleren dat er al heel veel gebeurt op het gebied van samenwerking tussen commerciële en sociale advocatuur. Een groot succes is bijvoorbeeld de detachering van stagiairs van grote kantoren bij sociale kantoren. Maar ook kennisdeling via de Praktizijnsvereniging en diverse andere grote en kleine initiatieven zijn voorbeelden van hoe de verschillende bloedgroepen binnen de balie elkaar op een zinvolle wijze kunnen helpen.”
Hebben jullie ook voornemens of doelstellingen als dekens? Zo ja, wat zijn deze?
Barbara Rumora-Scheltema: “Onze focus in de eerste periode ligt op het bouwen aan onze netwerken en werken aan een goede verstandhouding met de ketenpartners zoals de NOvA, het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak.”
Jacqueline Schaap: “We willen toegankelijk en benaderbaar zijn. Advocaten die advies willen hebben en iets willen bespreken, daar zijn we bereikbaar voor. We willen ook behulpzaam zijn met voorlichting, bijvoorbeeld op het gebied van de WWFT en contante betalingen. Wij zien ook dat de verhouding tussen advocaten onderling is verhard. De welwillendheid die volgens de gedragsregels is vereist, ontbreekt steeds vaker. Dat lijkt deels te komen door, wat we al eerder zeiden, de ontwikkeling dat de advocaat zich steeds vaker identificeert met zijn of haar cliënt. Dit is voor ons een punt van aandacht.”
Barbara Rumora-Scheltema: “Er komt in elk geval een kennismaking bij de opening van het gerechtelijk jaar waarvoor iedereen te zijner tijd zal worden uitgenodigd.”