‘Ik prijs mezelf gelukkig dat ik door de keuzes die ik als jonge jongen heb gemaakt gedwongen werd om het roer helemaal om te gooien’, zegt Paul Waarts, rechter bij de rechtbank Amsterdam. Voordat hij werd beëdigd als advocaat had hij al een carrière als balletdanser achter de rug. We spreken Waarts over zijn bijzondere loopbaan, die hem van de danszaal tot het Passageproces bracht.
Tekst: Victor van Campen en Mayk Koria
Waarts vertelt ons dat hij een luie middelbareschool-leerling was, die zeven jaar over de havo heeft gedaan. Aanvankelijk wilde hij diergeneeskunde studeren, dus ging hij nog twee jaar vwo doen. Zijn droom om dierenarts te worden, liet hij varen toen hij in de ban raakte van de dans en in het bijzonder het klassiek ballet. Waarts: ‘Een vriend van mij zei tegen me dat hij balletles bij een amateurballetschool ging nemen. In een opwelling besloot ik mee te gaan. Ik was toen zeventien; eigenlijk te oud om met ballet te beginnen.’ Het dansen beviel Waarts zo goed dat hij vervolgens de dansacademie ging doen. ‘Ik wilde eigenlijk ook stoppen met die middelbare school. Ik dacht dat ik een jaar dansacademie zou gaan doen en dan terug zou gaan naar de middelbare school. Mijn leven is uiteindelijk heel anders gelopen,’ aldus Waarts.
Paul Waarts: ‘Ik ben altijd met de gedachte blijven spelen
dat ik te zijner tijd rechter wilde worden’ (Foto: Ineke Oostveen).
Zijn carrière als professionele balletdanser begint in 1987 nadat hij de dansacademie had afgemaakt. Tien jaar lang heeft Waarts op topniveau gedanst, voornamelijk bij Dansgroep Krisztina de Châtel. Dansers stoppen gemiddeld rond hun dertigste. Waarts: ‘Zoals dat gaat met professionele dansers zit er een einde aan die carrière, het is een beetje zoals met topsport. Ik ging nadenken over het leven na het dansen en had wel zin om iets anders te gaan doen. Toen heb ik met veel mensen gesproken en ik kwam in aanmerking voor de Omscholingsregeling Dansers. In 1997 ging ik rechten studeren aan de VU. Ik dacht dat ik het heel erg zou vinden om met die achttien- en negentienjarigen in de collegebanken te zitten. Uiteindelijk viel dat mee, ik vond het met de dagstudenten veel leuker dan met de avondstudenten.’
Te oud voor de RAIO
We vragen Waarts welk rechtsgebied hij tijdens de studie interessant vond. Waarts: ‘Tijdens de studie merkte ik dat ik de meeste affiniteit had met het publiekrecht; bestuursrecht en strafrecht. Bestuursrecht ging mij het makkelijkste af, en uiteindelijk ben ik in beide afgestudeerd, met – als ik het mij goed herinner – een scriptie over de strafbaarstelling van overtreding van artikel 4 van de Vreemdelingenwet, waarin staat dat een vervoerder bij het vervoer van vreemdelingen maatregelen moet nemen en toezicht moet houden. Ik vloog door mijn studie heen, maar ik deed lang over de scriptie. Achteraf denk ik, waarom heb ik daar zo lang over gedaan?’
Tijdens de studie liep Waarts stage bij het Fonds voor de Letteren, dat subsidies aan schrijvers en vertalers verstrekt. Waarts: ‘Daar heb ik gemerkt wat afwijzingen voor mensen kunnen betekenen. Omdat het kunstenaars betreft, wordt het niet toegekend krijgen van subsidie vaak ervaren als een persoonlijke afwijzing. Daar dien je dus zorgvuldig mee om te gaan.’
‘Zo’n langslepende zaak als
het Passageproces is schaars’
Waarts wilde graag rechter worden, maar destijds bestond er voor de RAIO een leeftijdsgrens van dertig. Omdat hij te oud was voor de RAIO ging hij zich richten op de advocatuur. Aanvankelijk was hij op zoek naar een klein kantoor, want een Zuidas-kantoor ‘zou niets voor hem zijn’, dacht hij. Waarts: ‘Ik kende Els Swaab (voormalig Deken, red.) via het VUT-fonds, zij werkte destijds bij Boekel de Nerée. Na een aantal gesprekken bij Boekel de Nerée beviel het zo goed dat ik daar in 2001 – precies vier jaar nadat ik begon met studeren – als advocaat ben begonnen. Toch een Zuidaskantoor. Ik vond mezelf als beginnend advocaat-stagiair wel oud, en was daar onzeker over. In de tijd dat ik danste was ik bijvoorbeeld helemaal niet met computers bezig en er was een hele nieuwe generatie die er veel meer verstand van had. Maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik goed werd ontvangen.’
Piketlijst
Waarts kon het goed vinden met de mensen bij Boekel. Waarts: ‘Ik heb nooit gemerkt dat men van mij verlangde dat ik 60-70 uur per week op kantoor zou moeten zitten, maar ik had de indruk dat de jonge mensen zichzelf die cultuur een beetje oplegden. Ik heb bijna twee jaar bij Boekel gezeten. Ik begon bij bestuursrecht, waarbij ik het milieurecht wel leuk vond. Maar ik merkte dat ik niets had met stenen, met vastgoed, terwijl de praktijk daar wel op was gericht. Na bestuursrecht wisselde ik naar de sector arbeidsrecht, daaronder viel ook strafrecht. Bij Boekel omvatte de strafrechtpraktijk vooral witteboordencriminaliteit. Om ook commuun strafrecht te doen, heb ik mezelf op de piketlijst laten zetten.’
We vragen Waarts hoe het was om commuun strafrecht te doen bij een gerenommeerd Zuidaskantoor. Waarts: ‘Ik weet nog heel goed dat ik een keer een junk, die ik bijstond, op kantoor uitnodigde. Die zat dan ook tussen alle nette mensen in pak, in de wachtruimte. Daarna kwam er een partner naar mij toe om mij te vertellen dat dat echt niet de bedoeling was en dat ik me moest realiseren dat het een commercieel kantoor was met klanten die hoge uurtarieven betaalden, en ik stond op toevoeging cliënten bij. Ik begreep het standpunt van die partner wel, maar dat was voor mij ook wel direct een teken aan de wand dat ik gewoon naar een commuun strafrecht-kantoor moest.’
‘Je moet niet bang zijn om af en toe het roer om te gooien
en dat betekent dan investeren in tijd, energie en geld’
Waarts solliciteerde vervolgens bij Cleerdin en Hamer, waar hij steeds met andere personen wel zeven of acht gesprekken heeft gevoerd. Ze wisten niet wat ze met hem aanmoesten, hebben ze later aan hem opgebiecht. Waarts: ‘Ja, waarom zou je zo een oude omgeschoolde danser zonder relevante juridische werkervaring ook aannemen?’ De vriendin van wijlen Hamer – een gepassioneerd en onorthodox advocaat – had hem laten weten dat hij mij moest aannemen. Balletdansers zijn keiharde werkers, vertelde ze hem. Tijdens mijn advocaat-stageperiode werd ik aangenomen. Achteraf hebben mensen wel tegen mij gezegd dat ze heel blij met me waren en vroegen zich af waar ze zich toch druk over hadden gemaakt. Later heb ik nog wel in sollicitatiecommissies gezeten en dan merkte ik dat men toch heel erg zoekt naar wat mensen al kennen. En dat is ook veiligheid, want dan weet je wat je binnenhaalt. En Hamer was juist heel erg bezig met het tegenovergestelde, want hij zei: “Het team wordt beter als het divers is, het moet elkaar aanvullen”.’
Bij Cleerdin en Hamer heeft Waarts cliënten bijgestaan in grote spraakmakende zaken. Denk aan het Passageproces waarin hij samen met Sander Jansen (huidige advocaat van Holleeder) Jesse R. heeft bijgestaan.
Overstap naar rechtspraak
In 2011 maakte Waarts de overstap naar de Rechtbank Midden-Nederland. We vragen hem waarom hij de overstap maakte naar de rechtspraak. Waarts: ‘Ik ben altijd met de gedachte blijven spelen dat ik te zijner tijd rechter wilde worden. Ik was toen op een punt dat er al vergaande gesprekken werden gevoerd dat ik in de maatschap zou gaan en ik zat midden in het Passageproces. Niemand zag aankomen dat het Passageproces zo groot zou worden: het OM, de zittende magistratuur noch de advocaten. Het einde was op dat moment ook nog niet in zicht. Zo’n omvangrijke, tijdrovende en lang-slepende zaak als Passage is ook schaars’.
Waarts vervolgt: ‘Ik dacht, als ik rechter wil worden, is dit het moment. Want anders ga ik nu misschien ja zeggen tegen de maatschap en ga ik daar over een paar jaar uit en er waren toen ineens wat vacatures bij de rechtbank. Toen dacht ik: “Ik moet dit nu doen”. Want ik vond het ook niet fair om in te stappen in de maatschap en er weer uit te stappen. Maar het was een groot dilemma, omdat ik ook uit het Passageproces stapte. En er moest nog gepleit worden, en er moest dus iemand anders ingewerkt gaan worden. Maar ik dacht wel, nu kan het nog. En toen ben ik gaan solliciteren bij twee rechtbanken. Ik ben van de oude RIO-lichting, dat duurde destijds één jaar.’
Waarts twijfelde of hij door de sollicitatieprocedure zou komen. Hij zag op tegen het assessment. ‘Ik dacht, nu ga ik door de mand vallen’, aldus Waarts. De twijfels waren onterecht, want hij overleefde de briefselectie, het assessment en de rolspellen met een psycholoog. Waarts: ‘Daarna kwam de grote commissie, dan moet je naar Den Haag, naar de Raad voor de Rechtspraak. Ik zag er niet tegenop, maar ik werd daar met vragen als “U bent nogal arrogant, hoe denkt u te kunnen samenwerken binnen de rechtbank?” enorm getest’.
Vis in het water
De rechtspraak bleek een goede keuze te zijn geweest. ‘Als danser dacht ik, dit is het mooiste beroep dat er is. Daarna, als advocaat, vond ik dat ook. En nu als rechter had ik al heel snel het gevoel: “Nu vallen veel dingen op zijn plek”. Zonder dat ik precies wist waarnaar ik op zoek was geweest. Hier voel ik me als een vis in het water. Ik begon bij familierecht, dat vond ik geheel onverwachts echt fantastisch. Je kunt daar als rechter echt iets betekenen. Ik vond het ook heftige materie, terwijl ik toch wel iets gewend was uit het strafrecht. Mijn beleving destijds was, hoe hoger opgeleid, hoe erger de vechtscheidingen zijn. Vervolgens rouleerde ik naar strafrecht, waarin ik mij het meest senang voel’, aldus Waarts.
We vragen of hij een andere visie heeft op een zaak dan een rechter die niet advocaat is geweest? Waarts: ‘Ik weet niet of dat anders is. Ik signaleer wel dat er rechters zijn die nooit advocaat zijn geweest, en die vaak geen idee hebben wat het advocaat-cliënt-contact inhoudt. Ik vind het bijvoorbeeld prima als advocaten proberen zaken te traineren. Een advocaat moet doen wat het beste is voor zijn cliënt en rechters moeten gewoon beslissingen nemen. Als je vindt dat er te veel vertraagd wordt, dan moet je gewoon een beslissing nemen die dat tegengaat en verder niet te moeilijk over doen.’
‘Ik zou willen dat ik meerdere banen
tegelijkertijd zou kunnen hebben’
Waarts vervolgt: ‘In het strafrecht zitten wel wat cowboys, die – soms terecht overigens – enorm tekeer kunnen gaan tegen het openbaar ministerie. Dat kan soms wel heel ver gaan, in de toon. Dan vind ik het een taak van de rechter om dat in goede banen te leiden. Geregeld vragen mensen: “Waarom adviseert de advocaat deze cliënt te zwijgen?” Ik denk dat, als je uit de advocatuur komt, en zeker uit de strafrechtadvocatuur, je daar dan wel meer feeling bij hebt. Ik weet niet of dat beter of slechter is.’
Veearts
We vragen Waarts wat hij in 2030 gaat doen. Waarts: ‘Ik zou willen zeggen, dan ben ik veearts, maar erg realistisch is dat niet. Ik heb laatst zitten googelen of ik parttime diergeneeskunde zou kunnen studeren maar dat gaat echt gewoon niet gebeuren. Ik denk dat ik dan gewoon nog steeds rechter ben. Heel af en toe zie ik in de krant een functie voorbijkomen in de kunstwereld die mij interessant lijkt en ik zou willen dat ik meerdere banen tegelijkertijd zou kunnen hebben.’
‘In onze samenleving word je al op jonge leeftijd gedwongen keuzes te maken voor de rest van je leven. Mensen durven of kunnen daar dan vaak later niet meer van afwijken. Dat is zonde, want er zijn zo veel mooie beroepen. En als je één ding kunt, dan kun je waarschijnlijk heel veel andere dingen ook. Je moet niet bang zijn om af en toe het roer om te gooien en dat betekent dan investeren, in zowel tijd, energie als geld.’
‘Of ik nog dans? Nee, dat niet. Ik was ook niet zo’n ontzettende danser bij uitgaan en zo. Het ging mij meer om de techniek en dan op het toneel. Ik ga nog wel naar voorstellingen,’ aldus Waarts.