Het inmiddels bekende verhaal[1] van Tim de Greve over het verschoningsrecht en de zaak-Castor, dat hij voor een volle zaal met leden van de Jonge Balie op donderdag 23 januari in De Balie presenteerde, was zó ongelooflijk dat kranten het in eerste instantie niet durfden te publiceren. Anderhalf uur lang beschreef De Greve hoe opsporingsambtenaren de ene fout na de andere maakten, kennis namen van verschoningsgerechtigde informatie en er vervolgens – met hulp van de landsadvocaat – alles aan deden om de gemaakte fouten in de doofpot te stoppen. Van een vervalste IRS-brief[2] tot een training waarin getuigen werd aangeraden slaapmedicatie te nemen voorafgaand aan verhoren[3]: met rode oortjes luisterden de aanwezigen naar een verhaal dat meer weg leek te hebben van een spannend jongensboek dan van de werkelijkheid. Die pijnlijke en schokkende werkelijkheid is als gevolg van de door Stibbe gevoerde procedures nu gelukkig boven water gekomen.

De in de zaak-Castor aan het licht gekomen bestendige – maar met onvoldoende  waarborgen omklede – werkwijze van het Openbaar Ministerie wijst volgens De Greve in de eerste plaats niet op een juridisch, maar een op psychologisch probleem binnen het OM en de Fiod. Het laat ook zien dat de afgelopen decennia van de zijde van de advocatuur onvoldoende kritisch en krachtig is opgetreden tegen de steeds maar verder gaande inbreuken door het OM. De genuanceerde houding die advocaten de afgelopen twee á drie decennia aannamen tegenover de rekkelijke omgang van het Openbare Ministerie met verschoningsgerechtigde informatie, heeft volgens De Greve in belangrijke mate dus bijgedragen aan het ontstaan van een werkwijze die van het verschoningsrecht nog maar weinig overlaat. Dat is volgens hem funest voor het vertrouwen in de advocatuur. Een toekomstige cliënt moet zich immers zonder vrees tot zijn of haar advocaat kunnen wenden in de zekerheid dat hetgeen zij hem of haar toevertrouwt daadwerkelijk geheim blijft. Dat vraagt om duidelijkheid en niet aan een nauwelijks te doorgronden web van rechtspraak, aldus De Greve.

De moraal die De Greve aan het spannende verhaal dat hij vertelde verbond, was dan ook dat het verschoningsrecht daadwerkelijk en krachtig beschermd moet worden. Verdere aanvallen van het OM op het verschoningsrecht moeten direct en energiek bestreden worden. De ontstane situatie vraagt dus niet alleen om betere regelgeving, maar ook om een strijdbaardere houding vanuit de advocatuur en de wil bij het opsporingsapparaat om het verschoningsrecht te respecteren. Onder druk van de 27 procedures die De Greve namens Stibbe tegen het Openbaar Ministerie en de landsadvocaat heeft gevoerd, capituleerde het Openbaar Ministerie vorig jaar in de zaak-Castor. Vermogensbeheerder Box wordt niet langer vervolgd, en Stibbe ontving naar verluidt een substantieel bedrag. In ruil daarvoor werden vrijwel alle procedures – op enkele tuchtklachten tegen een kantoorgenoot van de landsadvocaat en een Fiod medewerker na – ingetrokken. ‘De uitspraak van 12 maart 2024[4] van de Hoge Raad in de zaak van Stibbe is belangrijke stap in de goede richting voor het verschoningsrecht’, aldus De Greve, maar hij voegt daar direct aan toe ‘we zijn er nog lang niet’.

[1] Zie https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2024/ECLI_NL_TADRSGR_2024_157, onder feiten voor een zakelijke weergave de feitenlijkheden.

[2] https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/05/adviseur-van-het-koningshuis-worstelt-al-tien-jaar-met-nepbrief-a3966282

[3] https://fd.nl/bedrijfsleven/1426009/hoe-een-groot-strafonderzoek-in-het-gezicht-van-het-om-ontplofte

[4] HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375.