Op 1 mei 2018 heeft Dekker een wetsvoorstel het levenslicht laten zien dat erin voorziet dat voorwaardelijke invrijheidstelling niet meer vanzelf plaatsvindt na 2/3e deel van de gevangenisstraf te hebben ondergaan (https://www.rijksoverheid.nl).
Volgens het voorstel zal er individueel getoetst worden, waarbij er onder andere gekeken gaat worden naar het gedrag van betrokkene. Ook wordt de periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling beperkt tot maximaal twee jaar. Het voorstel is een duidelijke exponent van het huidige politieke klimaat, dat sterk in het teken van vergelding staat en ten faveure helt van de belangen van slachtoffers. Dekker: “Mensen met een lange gevangenisstraf hebben ernstige misdrijven begaan. Richting slachtoffers is het moeilijk te rechtvaardigen dat zij vaak al na tweederde van hun straf weer vrij komen”.
Strafrechter Jan Moors beantwoordde vooruitlopend daarop alvast een aantal vragen (https://www.rechtspraak.nl). Genuanceerd, zoals verwacht mag worden van een magistraat (“Als het doel is tegemoet te komen aan de verbazing van mensen als iemand eerder dan ze verwacht hadden vrijkomt uit de gevangenis, dan begrijp ik dat”), maar ook niet zonder kritiek aan het adres van de Minister: “Als je mij vraagt of het echt gaat bijdragen aan onze veiligheid en de vermindering van criminaliteit, dan denk ik dat niet.”
Strafpleiter en voorzitter van de NVSA Jeroen Soeteman schuwt, ook dat mocht verwacht worden, windt er geen doekjes om in een eerste reactie: “Dit wetsvoorstel beoogt mensen langer in de gevangenis te laten zitten en korter te begeleiden: een dubbele garantie op meer criminaliteit na hun vrijlating.” (https://www.linkedin.com/pulse/wetsvoorstel-minister-dekker-zal-zorgen-voor-meer-en-lagere-soeteman/). Soeteman maakt een aantal sterke punten op basis van (reken)voorbeelden uit de praktijk.
Het voorstel is thans ter advies aangeboden aan Openbaar Miniesterie en Raad voor de Rechtspraak.