Op een nog nader te bepalen moment in, als het goed is, 2018 – het lijkt de Brexit wel – treedt de nieuwe regeling in de Verordening op de advocatuur met betrekking tot de kwaliteitsbevordering in werking. Het moment van ingang is afhankelijk van een voor deze regeling noodzakelijke aanpassing van artikel 26, lid 4 Advocatenwet, die als een hamerstuk wordt gezien.
De nieuwe regeling beoogt een verdere verbetering van de praktijkvoering met inbegrip van de concrete behandeling van zaken door advocaten. Formeel voorzien daarin nu uitsluitend de verplichte opleiding en praktijkervaring gedurende de stage en de permanente opleidingsverplichting daarna, waaraan voldaan is bij ten minste twintig punten – waarvan tenminste tien juridische punten – aan puntwaardige opleidingsverplichtingen.
De nieuwe regeling is uitgewerkt met in nieuw artikel 4a, Kwaliteitstoetsen, in de Voda en een Besluit wijzigingsregeling kwaliteitstoetsen van 4 september 2017. Hoewel de nieuwe regeling nog niet in werking treedt is het belangrijk daar nu al aandacht aan te besteden, want er komen nogal wat nieuwe verplichtingen aan die voorbereiding en inpassing in de praktijk vergen.
Drie nieuwe vormen
De regeling introduceert drie nieuwe vormen van kwaliteitsbevordering: peer review, intervisie en gestructureerd intercollegiaal overleg. Voor peer review geldt dat die meetelt wanneer daar tenminste vier uur per jaar mee zijn gemoeid, in welk geval vier uur puntwaardig is. Dus tenminste vier uur doen en maximaal vier opleidingspunten. Voor intervisie geldt dat daaraan tenminste acht uur moet worden besteed. Het aantal opleidingspunten daarvoor is echter maximaal vier. Ook voor gestructureerd intercollegiaal overleg geldt dat daaraan tenminste acht uur aan moet worden besteed, maar daaraan zijn geen opleidingspunten toegekend.
Een advocaat heeft dus aan zijn jaarlijkse verplichting voldaan indien hij tenminste 4 uur aan peer review heeft gedaan (4 punten) of tenminste 8 uur aan intervisie (4 punten) of tenminste 8 uur gestructureerd intercollegiaal overleg (0 punten). Tekorten op het minimaal aantal uren per activiteit kunnen niet met punten uit andere activiteiten worden gecompenseerd. Belangrijker dan deze verschillende minimumeisen en waarderingen met opleidingspunten is uiteraard de inhoud. De nieuwe regeling beschrijft die gedetailleerd. Het is niet eenvoudig samen te vaten, zodat ik met de belangrijkste kenmerken volsta.
Peer review is een gestructureerde inhoudelijke beoordeling van tenminste vijf dossiers door een daartoe opgeleide reviewer gevolgd door een gesprek tussen de reviewer en de advocaat. De reviewer en de advocaat zijn werkzaam op hetzelfde rechtsgebied(en). Zij kunnen niet over en weer elkaars reviewer zijn.
De reviewer is meer dan zeven jaar werkzaam als advocaat, heeft een aantoonbare specifieke deskundigheid op het rechtsgebied waarin de te reviewen advocaat ook werkt, heeft een opleiding tot reviewer gevolgd en is als reviewer ingeschreven bij de Algemene Raad.
Vertrouwelijkheid
De dossiers worden door de reviewer geselecteerd die bij zijn review vooral let op de juridische inhoud. Zo beoordeelt de reviewer bijvoorbeeld of de advocaat de verschillende mogelijke juridische opties onder ogen gezien heeft en voor welke optie(s) uiteindelijk gekozen is. De reviewer beoordeelt de kwaliteit en de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het gaat altijd om een één op één gesprek zodat de vertrouwelijkheid gewaarborgd is. Van de review wordt door de reviewer een verslag gemaakt met een korte niet inhoudelijke beschrijving van hetgeen aan de orde gekomen is.
Intervisie ziet niet op de kwaliteit van de juridische behandeling in individuele dossiers maar op een periodieke gestructureerde bespreking onder leiding van een gespreksleider door tenminste drie en maximaal tien advocaten werkzaam op hetzelfde rechtsgebied. De gespreksleider hoeft geen advocaat te zijn, maar wel academisch geschoold, en moet een opleiding als gespreksleider hebben gevolgd en bij de Algemene Raad geregistreerd zijn.
De deelnemende advocaten mogen aan een kantoor verbonden zijn maar dat hoeft niet. Advocaten die alleen of in kleiner verband werken moeten of kunnen met elkaar een groep vormen of zich bij een andere groepen aansluiten. Alle deelnemende advocaten brengen één of meer dilemma’s en/of vragen over het eigen functioneren in de praktijkvoering of de praktijkuitoefening in.
Dilemma’s en vragen over het eigen functioneren, de praktijkvoering en praktijkuitoefening staan centraal. Besproken wordt bijvoorbeeld de koers in een zaak, of een dilemma waar de advocaat voor staat en waarover in de groep vertrouwelijk kan worden gesproken. Ook de gespreksleider heeft een geheimhoudingsplicht. De gespreksleider verschaft de deelnemers een bewijs van deelname met een korte niet inhoudelijke omschrijving van wat aan de orde is geweest.
Tot slot het gestructureerde intercollegiale overleg. Dat wordt geleid door een begeleider die advocaat is. Het gaat ook hier om overleg in een groep van minimaal drie en maximaal tien advocaten werkzaam op hetzelfde rechtsgebied al dan niet op verschillende kantoren. Ook hier geldt dat iedere advocaat één of meer vragen met betrekking tot de dagelijkse praktijkuitoefening inbrengt. Jurisprudentiebijeenkomsten vallen dus niet onder dit gestructureerd intercollegiaal overleg. De deelnemers ontvangen een bewijs van deelname. Als gezegd, indien daarvoor gekozen wordt moet sprake zijn van tenminste acht uur gestructureerd intercollegiaal overleg per jaar in plaats van kwaliteitsbevordering door peer review of intervisie. Dit intercollegiaal overleg levert echter geen opleidingspunten op.
Vliegende start
Mij lijkt dat dit intercollegiaal overleg in een wat grotere groep van advocaten die op hetzelfde rechtsgebied werkzaam zijn een verstandige start is ter voorbereiding op de nieuwe regeling. In de groep kan dan besproken worden of die een goede invulling biedt en/of de groep geheel/gedeeltelijk kan worden toegespitst op intervisie en/of een aantal combinaties voor peer review. Zeker voor advocaten die alleen of in een kleiner verband werken lijkt het niet alleen soms noodzakelijk maar altijd nuttig en leuk om met anderen samen te werken. Zo kunnen de deelnemers aan zo’n groep zoveel mogelijk een vliegende start hebben wanneer de nieuwe regeling in werking treedt.
Voor specialistenverenigingen lijkt hier ook een duidelijke rol weggelegd. Zij kennen de advocaten die op hun rechtsgebied werkzaam zijn en hebben in de meeste gevallen ook al opleidingsactiviteiten waaraan de leden al dan niet verplicht deelnemen. Wanneer een aantal leden de opleiding tot reviewer en/of gespreksleider bij intervisie volgt lijkt het niet zeer lastig om het met en voor de leden van de vereniging te organiseren. Dat heeft voor de reviewer/gespreksleider ook het voordeel dat hij vaker kan worden ingezet en daardoor snel de nodige ervaring opdoet.
Het lijkt allemaal nogal ingewikkeld maar dit is pas het begin. Wie dit stukje tot hier heeft kunnen uitlezen zal er geen moeite mee hebben. Uit andere disciplines is bekend dat daar al dan niet verplichte peer review en intervisie door de deelnemers niet alleen als nuttig maar ook als leuk worden ervaren. Dat zal ongetwijfeld ook voor de advocatuur gelden want uiteindelijk is de zorg voor een zo goed mogelijke kwaliteit een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Zie voor meer gedetailleerde informatie de website van de Nederlandse orde van advocaten.