Patrick van der Meij, negen jaar advocaat en partner bij Cleerdin & Hamer, ziet de toekomst van de gefinancierde rechtsbijstand somber in. Bij hem op kantoor geldt sinds dit jaar een nieuw beleid: als je geen extra uren toegewezen krijgt in een zaak, terwijl die zaak naar jouw mening wel bewerkelijk is en je in elk geval tot en met de inhoudelijke behandeling nog veel uren moet maken, dan leg je de verdediging neer. Dat klinkt overzichtelijk, maar in de praktijk loopt men al snel tegen problemen aan. De beoordeling van een aanvraag extra uren kan bijvoorbeeld meerdere weken duren – wat doe je in de tussentijd? En teken je beroep aan tegen de afwijzende beslissing? En hoe leg je aan je cliënt uit dat je ermee ophoudt?
Dat, zegt Patrick, is nog het meest wrange: advocaten bezitten ten aanzien van de kwestie van de financiering dan wel het ‘wapen’ dat zij de verdediging kunnen neerleggen, maar indien dat neerleggen onvoldoende is ingedekt ten opzichte van de cliënt, kan dat op tuchtrechtelijk vlak terugkomen als een boemerang. “Eigenlijk ligt de bal twee keer bij de advocaat: eerst moet hij maar kijken hoe hij het qua kosten gaat bolwerken, en als dat niet lukt, moet hij de boel tuchtrechtelijk helemaal hebben dichtgetimmerd.”
De discussie over bezuinigingen op gefinancierde rechtsbijstand is veelomvattend, stelt Patrick. “Het zicht op de fundamentele bezwaren tegen de bezuinigingen vertroebelt, want het lijkt de advocaat vaak alleen om geld te gaan. Maar het probleem is veel groter: door alle bezuinigingen functioneert het strafrechtelijk systeem als zodanig simpelweg niet meer.” Zeker, het financiële aspect is van belang, maar het is slechts een gedeelte: “We krijgen niet alleen minder geld – we krijgen minder geld voor meer werk.” De samenleving is veel complexer geworden, zo betoogt Patrick, en de cliënt en een gemiddelde strafzaak is tegenwoordig een stuk bewerkelijker dan vroeger. Er worden daarnaast steeds meer eisen gesteld aan de specialisatie van de advocaten per rechtsgebied, wat op zich een waarborg kan zijn voor de kwaliteit van het werk dat wordt geleverd, maar wat ook zowel qua tijd als qua kosten op de advocaat drukt. En daar komt dan het verscherpte toezicht, met als gevolg het verantwoorden van de werkzaamheden naar cliënt en de RVR, nog bovenop. Advocaten zijn tegenwoordig veel meer tijd kwijt aan niet-rendabel werk. De discussie gaat dus niet alleen over geld, maar ook over de manier waarop advocaten (moeten) werken.
Patrick ziet als het zo doorgaat de toekomst voor de sociale advocatuur somber in. “Ik ben bang dat de huidige ministers in staat zijn om de gefinancierde rechtshulp helemaal naar de knoppen te helpen, niet gehinderd door enige kennis van zaken van de strafrechtspraktijk waarin wij allen – advocaten, rechters, OM-ers, de politie, de reclassering, de verslavingszorg – ons werk doen.” Er wordt alleen gekeken naar wat iets kost, en hoe daar vervolgens op kan worden beknibbeld, constateert Patrick. Daarbij wordt niet nagedacht over de consequenties van roekeloos bezuinigen, en dat maakt de rekening uiteindelijk alleen maar hoger. “Maar daar komt de volgende minister pas weer achter, vier jaar later.”
Toch gloort volgens Patrick ook hoop aan de horizon. Hij merkt dat de advocatuur steeds meer bijval krijgt in de discussie over de bezuinigingen, uit verschillende hoeken: ook vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en het politieapparaat spreken zich inmiddels over en weer uit tegen elkaars bezuinigingen. “Het plaatje klopt niet meer. De situatie is onhoudbaar geworden. En we hebben nu een gezamenlijk belang: water uit de boot scheppen. Maar we kunnen er ook voor kiezen de boot te laten zinken. Dan heeft de minister een heel ander probleem.” Hij schetst het beeld van de minister als sheriff van Nottingham, die het gepeupel steeds verder uitknijpt en het leven onmogelijk maakt. Uiteindelijk komt dat volk in opstand. De sheriff wordt verjaagd. “Daar gaat het op uitdraaien: als we er écht genoeg van hebben, komen we samen in actie. Daar is de politiek niet tegen opgewassen – ze hebben ons uiteindelijk nodig.”
Door: Luce Smithuijsen