Tuchtrecht
Klachten wederpartij: hogere drempel gegrondverklaring
Reeds bekend uit eerder hier besproken zaken[1] is er een verschil tussen de beoordeling van klachten van cliënten en die van de wederpartij. Bij de beoordeling van klachten van een wederpartij geldt namelijk het volgende: aan de advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Hierbij hoeft de advocaat in beginsel niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. De advocaat moet zich echter wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Met betrekking tot klachten van een wederpartij geldt dus een hogere drempel voor gegrondverklaring. Desalniettemin kan die drempel worden bereikt als men het erg bont maakt, zoals in deze zaak[2].
Deze zaak is begonnen met een procedure om een woning krakersvrij te krijgen. Het pand behoorde toe aan een reeds gescheiden paar. De ex-echtgenoot nam een advocaat in de arm om de krakers eruit te krijgen. Hierop drong de advocaat tot drie maal aan bij de ex-echtgenote (klaagster) om ook namens haar op te treden. De advocaat werd te verstaan gegeven dat er niet namens haar mag worden opgetreden en dat alle consequenties dus niet voor haar rekening komen. De advocaat heeft voor zijn diensten toch een declaratie opgemaakt voor klaagster. Deze declaratie heeft hij vervolgens als (steun)vordering gebruikt in het (namens de ex echtgenoot) door hem ingestelde faillissementsverzoek van klaagster. Het lijkt er daarmee op dat de advocaat met een gefingeerde vordering een faillissementsverzoek mogelijk probeerde te maken voor zijn cliënt.
De advocaat ontkent dat hij de vordering heeft gebruik als steunverzoek in zijn faillissementsverzoek, maar bevestigt dat hij hiervan wel melding heeft gemaakt. Volgens de raad kan deze melding echter geen ander doel hebben gehad dan het ondersteunen van de faillissementsaanvraag. Dit blijkt tevens uit de procedure bij de kantonrechter, waar de advocaat de vordering als steunverzoek heeft ingediend. Dit is een ongeoorloofd middel dat onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengt en kan volgens de raad niet worden gezien als handelen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.
De advocaat komt er deze keer met een waarschuwing vanaf. Daar komen dan nog wel het griffierecht (EUR 50), de proceskosten van klaagster (EUR 25) en de proceskosten van de Orde (EUR 1.000) bij.
Door: Benjamin Bijl
[1] Zoals raad van discipline Amsterdam 15 februari 2016, zaken 15-519/A/A + 15-520/A/A. Zie ook http://www.baliebulletin.nl/tuchtrecht-3/.
[2] Raad van discipline Amsterdam 6 maart 2017, zaak 16-1093/A/A.