Vastleggen van afspraken en adviezen kan tuchtrechtelijke maatregelen voorkomen[1]
Dat het altijd verstandig is met de cliënt gemaakte afspraken schriftelijk te bevestigen blijkt eens te meer uit een recente beslissing van de raad van discipline. De klaagster in deze zaak klaagt erover dat haar advocaat, onder andere, onvoldoende informatie heeft gegeven over lopende zaken, haar niet heeft geïnformeerd over een zitting en zelf heeft besloten niet naar die zitting toe te gaan. Hoewel de advocaat stelt over dit alles wel degelijk te hebben geadviseerd, is er niets schriftelijk vastgelegd. En dit komt voor rekening van de advocaat.
De advocaat stond zijn cliënte (klaagster) bij in een procedure waarbij de cliënte (en haar vennootschap) onder meer tot betaling van ruim een ton is(/zijn) veroordeeld. Omdat betaling achterwege bleef is door de schuldeiser een kort geding gestart tegen de cliënte met onder andere een vordering tot lijfsdwang. Na een schorsing heeft de zitting in dat kort geding op 30 januari 2017 plaatsgevonden. De advocaat heeft echter vlak voor die zitting aan de griffier laten weten dat hij niet zou komen en reeds geruime tijd geen contact meer had met zijn cliënte en refereerde zich daarom aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
Volgens de klaagster heeft de advocaat haar niet geïnformeerd over de zitting en zonder overleg met haar besloten om niet naar de zitting te gaan. Geen informatie verschaffen over lopende zaken is volgens de klaagster bij deze advocaat een structureel probleem. De advocaat ontkent dit alles. Hij zou veelvuldig overleg met zijn cliënte hebben gehad, haar hebben geïnformeerd over de zitting en hebben geadviseerd dat de zitting bijwonen kostenverhogend en volkomen kansloos zou zijn.
De raad van discipline overweegt dat in dit geval niet kan worden beoordeeld of en in hoeverre informatie is verschaft aan de klaagster. Bij gebreke van een voor de raad kenbare deugdelijke vastlegging van de inhoud van adviezen of besprekingen, komt dit voor rekening en risico van de advocaat. De raad kan daarom niet anders dan het er voor houden dat de advocaat zijn cliënte niet heeft geïnformeerd.
De ernst van de gedragingen, een uitgebreid tuchtrechtelijk verleden en het volgens de tuchtrechter geen inzicht tonen in het verwijtbare handelen leveren de advocaat een onvoorwaardelijke schorsing van liefst vier weken op.
Door: Benjamin Bijl
________________________________
[1] Raad van discipline Amsterdam 22 mei 2018, ECLI_NL_TADRAMS_2018_110.