Geen formele advocaat-cliëntrelatie, toch een cliëntrelatie in de zin van de Wwft (met bijkomende verplichtingen)[1]
De advocaat in kwestie stond een natuurlijk- en rechtspersoon bij in een complex samenspel van transacties en financiële handelingen van en naar onder andere in Dubai en Monaco gevestigde (Panamese) ondernemingen. Twee van de hoofdpersonen in dit feitencomplex, niet zijnde de cliënten van de advocaat, worden verdacht van onder meer witwaspraktijken. In datzelfde strafrechtelijke onderzoek is ook de advocaat verdachte. Vanwege de rol van de advocaat in dit verhaal heeft de deken een bezwaar ingediend met betrekking tot zo ongeveer iedere wet- en regelgeving die op advocaten van toepassing is. De deken is van mening dat de Wwft, de Advocatenwet, de Voda en de Gedragsregels zijn overtreden en die zijn samen goed voor een schorsing van 24 weken. Hoewel de raad in een zeer uitgebreide en lezenswaardige beslissing is ingegaan op elk van die onderdelen, spitst dit artikel zich toe op de Wwft.
Centrale vraag is daarbij of de advocaat zijn verplichtingen op basis van de Wwft is nagekomen en wat in dit specifieke geval de reikwijdte van die verplichtingen is. Het is volgens de deken niet duidelijk voor wie de advocaat optreedt in dit geheel en met wie hij een zakelijke relatie[2] is aangegaan. De advocaat betwist namelijk de cliënt-relatie met anderen dan de twee hierboven genoemde personen. De deken stelt echter dat uit de feitelijke gedragingen van de advocaat blijkt dat deze optreedt voor meerdere natuurlijk- en rechtspersonen, waaronder de twee verdachten.
De raad is van oordeel dat hoewel de advocaat aangeeft geen advocaat-cliëntrelatie te hebben met die andere personen er alsnog een zakelijke relatie kan worden vastgesteld. Die zakelijke relatie brengt met zich dat de andere personen als cliënt in de zin van de Wwft kunnen worden aangeduid. Vervolgens stelt de raad vast dat er sprake is geweest van het geven van advies en bijstand bij het beheren van geld[3], de overdracht van aandelen en het overnemen van een onderneming[4]. Dit zijn gedragingen die onder de Wwft vallen. De advocaat kwalificeert hierbij als ‘instelling’ in de zin van de Wwft en dan is vereist dat een uitgebreid cliëntenonderzoek plaatsvindt ter voorkoming van onder andere witwassen. Juist nu een aantal opdrachten afkomstig waren van één van de verdachten, had de advocaat hier zelfs een verscherpt onderzoek moeten instellen. Dit heeft hij echter nagelaten, hetgeen hem een gegronde klacht oplevert.
Bepaalde handelingen van advocaten kunnen daarmee binnen de reikwijdte van de Wwft vallen, zelfs indien er geen formele advocaat-cliëntrelatie is.
Door: Benjamin Bijl
[1] Raad van discipline Amsterdam 17 december 2018, ECLI_NL_TADRAMS_2018_240.
[2] Zie art. 1 Wwft voor de definitie van zakelijke relatie.
[3] Een handeling die valt onder de reikwijdte van de Wwft, aldus art. 1 lid 1 sub a onder 12 letter b Wwft.
[4] Idem, art. 1 lid 1 sub a onder 12 letter d Wwft.