Waarneming is eigen verantwoordelijkheid

Het kan voorkomen dat een advocaat wegens omstandigheden niet kan verschijnen op een zitting. De advocaat dient dan wel te zorgen voor een adequate waarneming. Dergelijke waarneming houdt onder andere in dat er adequate instructies zijn gegeven aan de waarnemer en dat de cliënt op een indringende wijze duidelijk is gemaakt dat waarneming zal moeten plaatsvinden1.

In de navolgende zaak heeft een advocaat zijn waarneming zelfs dermate onvoldoende geregeld, dat het hem in twee instanties op een berisping kwam te staan. De advocaat in kwestie stond een verdachte bij in een strafrechtprocedure, waarbij hij twee maanden voorafgaand aan de terechtzitting op de hoogte is gesteld wanneer die zitting zou gaan plaatsvinden. Na dit bericht heeft de advocaat er echter voor gekozen om een 8-daagse cursus te plannen op Curaçao, op het moment van de zitting. Om de belangen van zijn cliënt niet te schaden heeft de advocaat een aanhoudingsverzoek gedaan, dat de volgende dag werd afgewezen. Op dat moment ontstond er dus een probleem.

Dit probleem kon gemakkelijk worden opgelost door te zorgen dat een andere advocaat de zaak zou behandelen.  Immers, uitstel was voor deze advocaat geen optie meer. De advocaat in deze zaak zorgde weliswaar voor een waarnemer, maar gaf hem louter mee dat hij er vanuit kon gaan dat de verdachte zou stellen dat hij uitsluitend de bijstand van zijn eigen advocaat wil en dat de zaak daarom toch dient te worden aangehouden. Er is de waarnemer daarnaast niets verteld van het eerder afgewezen aanhoudingsverzoek. In plaats van een adequate waarneming te verzorgen, probeerde de advocaat dus toch aan te sturen op een aanhouding, ondanks dat het verzoek daartoe reeds was afgewezen.

Door niet te verschijnen op de terechtzitting zijn niet alleen de belangen van de cliënt ernstig verwaarloosd, ook de efficiënte zittingsplanning van het gerechtshof is ernstig geschaad. Daarnaast heeft de advocaat door kort voor de zitting zijn cliënt te informeren over zijn afwezigheid en de waarneming, zichzelf in een positie van subjectieve overmacht gemanoeuvreerd, aldus de deken. Deze feiten zijn volgens het door hem ingediende dekenbezwaar tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Het hof van discipline is het eens met de deken (net als de raad van discipline in eerste aanleg2). De advocaat heeft niet alleen zijn vervanger onvoldoende geïnstrueerd, de advocaat heeft tevens verzuimd ‘op indringende wijze met de cliënt te bespreken dat een nieuw aanhoudingsverzoek niet gerechtvaardigd zou zijn en de zaak door een andere raadsman of raadsvrouwe zou moeten plaatsvinden’. Op die manier heeft hij via zijn cliënt alsnog op een aanhouding aangestuurd.

Het hof heeft daarbij de argumenten dat er geen belang van de cliënt is geschaad, dat er goede redenen waren voor die cliënt om aanhouding te verzoeken en dat er een voldoende overdracht heeft plaatsgevonden naast zich neergelegd. De instructies van de advocaat zijn nu eenmaal niet adequaat geweest en de zitting kon uiteindelijk niet doorgaan. Het dekenbezwaar is daarom gegrond en het levert de advocaat een berisping op.

Door: Benjamin Bijl

 

1Hof van Discipline, 8 januari 2016, zaak 150013.
2Raad van Discipline, 15 juni 2015, zaak 15-070NH.