Eén van de taken van een advocaat is om de feiten die voor zijn zaak van belang zijn zoveel mogelijk vast te stellen. Hij moet onderzoek doen, en moet daarbij ook doorvragen. De kernwaarden deskundigheid en onafhankelijkheid vergen van de advocaat dat hij weet waarover hij spreekt en dat hij geen genoegen hoeft te nemen met wat hem wordt gepresenteerd. Om de rechtspositie van zijn cliënt goed in kaart te kunnen brengen moet de advocaat dus soms doorvragen. Het zal immers niet voor het eerst zijn dat een cliënt de feiten niet volledig, of met enige kleuring, aan zijn advocaat presenteert. Enige nieuwsgierigheid of, zo je wilt, achterdocht past de advocaat dus.

Diezelfde achterdocht past ons dus ook als wij de krant lezen. Zo las ik onlangs een artikel met als titel “Ontslag voor Amsterdams advocaat vanwege zoenpogingen en drugsgebruik op kantoor”. Smeuïg, dat zonder meer: het online artikel bevatte zelfs een plaatje van een lijntje coke. Dat is natuurlijk een kop waar je als deken ook vragen over gaat stellen. Gelukkig – althans vanuit het perspectief van de toezichthouder – bleek de kwestie genuanceerder en bleek het niet om een advocaat te gaan maar om een juridisch medewerker op een advocatenkantoor.

Een andere kop luidde “Balie vindt nieuwe landelijk toezichthouder overbodig”. In het artikel werd gewag gemaakt van een onderzoek, waar “een duidelijke meerderheid” van 60% te kennen had gegeven dat het huidige systeem van toezicht door de lokale dekens goed functioneert. Een mooie pluim voor ons, dacht ik nog, tot ik zag dat de ondervraagde groep misschien niet heel representatief was.

Vragen kwamen ook bij mij op naar aanleiding van de berichtgeving over de populariteit van kantoren onder rechtenstudenten. Eén van de Zuidas-kantoren kwam volgens dat onderzoek uit de bus als het populairste kantoor onder studenten. Maar hetzelfde onderzoek leerde ook dat de minste studenten bekend waren met datzelfde kantoor. “Hoe dan?”, denk ik dan…

Nu denkt u wellicht dat ik hier de aanval open op de media. Niets is minder waar. De media zijn van het grootste belang voor het bewaken van onze rechtsstatelijke beginselen. In dat opzicht zijn zij onze natuurlijke bondgenoten. Het is ook niet voor niets dat de Amsterdamse Orde haar jaarlijkse dekenprijs eerder dit jaar aan een journaliste – Saskia Belleman – uitreikte. Maar als lezer moeten wij altijd in gedachten houden wat ons advocaten met de paplepel is ingegoten: wij moeten zelf ons oordeel blijven vormen aan de hand van informatie die we zoveel mogelijk zelf hebben kunnen controleren. Dat geldt ook en vooral in kleine en grote conflictsituaties waar de ruziënde partijen belang hebben bij het beïnvloeden van de publieke opinie. Het is dan niet altijd makkelijk om te beoordelen of de informatie die wij ontvangen deel uitmaakt van een propaganda-effort of niet. Het is dan aan ons om niet alles voor waar aan te nemen, en vragen te blijven stellen. Het is in elk geval niet aan ons om zelf partij in zo’n conflict te worden en de dialoog met anderen onmogelijk te maken. Onze oproep aan u allen: blijf vragen stellen en vooral: blijf met elkaar spreken!

 

(Deze tekst is een enigszins aangepaste versie van de toespraak die door Barbara Rumora-Scheltema werd uitgesproken tijdens het jaarlijkse Praktizijnsdiner in november 2023.)