Op het moment dat ik door de redactie tot de orde wordt geroepen over de column in dit nummer van het ABB loopt Nederland Sportzomer op zijn eind. Maar dan zitten we nog midden in de Olympische Spelen. Ook wanneer we de verschillende sporten even de sporten laten zijn er toch enige associaties met de advocatuur mogelijk.
Zo valt het op dat het Olympisch adagium ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ verleden tijd geworden is. Dat wordt dan: meedoen was belangrijker dan winnen. Ik doel dan niet op de Russische manipulaties tijdens de Olympische winterspelen in eigen land want daar past geen enkele Olympische gedachte of associatie met de advocatuur bij.
Wat mij opvalt is de individuele drive om te winnen. Het voor goud gaan. Wij zijn gekomen voor goud; zilver en brons tellen niet, hoor je dan van de aldus teleurgestelde sporters die goud niet gehaald hebben maar bij het zilver of brons zijn blijven steken. Om maar niet te spreken van degenen die zelfs dat niet gehaald hebben en zich vertwijfeld afvragen waarom zij ondanks het feit dat zij ‘alles hebben gegeven’ het ‘niet gehaald hebben’ en pas ‘over vier jaar weer een kans hebben om hun droom waar te maken’.
Bovenmenselijke prestatie
Voor niet fanatieke sporters, en al helemaal voor de gewone medemens, zijn deze teleurstellingen moeilijker invoelbaar. Het is sowieso al een bovenmenselijke prestatie om zo’n groot deel van je leven te kunnen besteden aan een sport en dan de selectie voor de Olympische Spelen door te komen. Maar dan kom je als topsporter ook nog in het veld met de allersterkste tegenstanders die elkaar op de nanometer en de microseconde bevechten, waarbij ook geluk en ongeluk tot de wreedste tegenstanders behoren.
Zo bezien begrijp ik de teleurstelling wanneer de winst waarop gehoopt is uitblijft en voel ik mee met de verliezer die objectief geen verliezer is maar zich verliezer voelt. En zo bezien heb ik niet alleen bewondering voor zo’n verliezer maar ook voor de coach of trainer die ‘er ook voor gegaan is’ maar direct na het ongeluk de scherven bij elkaar moet vegen.
Advocaat als topsporter
Van waar de associatie met de advocatuur? Daar zie je hetzelfde gebeuren, de cliënt en de advocaat als topsporter met heel hoge verwachtingen over de kans op succes en grote teleurstelling wanneer dat succes niet behaald wordt.
Die problemen zien wij vaak langskomen bij het Bureau van de Amsterdamse orde. De teleurgestelde cliënt die niet behaalt wat hij verwacht had en daar ongenoegen over heeft dat richting de advocaat zijn uitwerking vindt. En dan is ook meteen niets meer goed, het advies niet, de communicatie niet, de processtukken niet, het optreden ter zitting niet en – vooral – de declaraties niet.
Dat heet bij ons dan objectief een kwaliteitsklacht waarvoor de teleurgestelde cliënt eerst naar de advocaat zelf wordt verwezen met de boodschap aan beiden te proberen het onderling op te lossen. Lukt dat niet dan wordt de cliënt naar de kantoorklachtenregeling en de klachtenfunctionaris verwezen volgens het regime van artikel 6.28 van de verordening op de advocatuur. Dat bevelen wij ook aan wanneer de cliënt al een klacht heeft ingediend voordat de mogelijkheden van een oplossing met tussenkomst van de klachtenfunctionaris beproefd is.
Kwijtschelden
De praktijk wijst uit dat zowel de advocaten zelf als de klachtenfunctionaris zich zeer inspannen om met de cliënt tot een oplossing te komen. Bereidheid daartoe leidt daarbij vaak tot financiële offers van het kantoor in de vorm van geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van declaraties. Ook in gevallen waarin daar eigenlijk weinig reden voor is.
Ondanks deze bereidheid om aan het oplossen van problemen van – eigenlijk altijd voormalige – cliënten mee te werken is de kans op succes kleiner dan verwacht toen de kantoorklachtenregeling per 1 januari 2015 als verplichting in de Voda is opgenomen. De reden voor het niet bereiken van een oplossing lijkt in de meeste gevallen het hiervoor genoemde rijtje van punten van onvrede over de advocaat dat ook het wantrouwen ten opzichte van de kantoorklachtenregeling en de klachtenfunctionaris omvat.
De advocaat is als een topsporter
met heel hoge verwachtingen
Dan resteert de klacht over de kwaliteit die wij op voet van artikel 46 c lid 3 onderzoeken. Een kwaliteitsklacht impliceert een onderzoek naar het hele dossier. De inhoud daarvan wordt beoordeeld op de kwaliteit en in voorkomende gevallen worden in het kader van het onderzoek ook vragen gesteld over bijvoorbeeld de advisering van de cliënt en de in rechte ondernomen actie of juist het achterwege laten daarvan.
Wanneer het onderzoek is afgerond wordt bekeken of een bemiddeling tot een oplossing zou kunnen leiden. Wanneer wij daartoe reden zien wordt dat als optie aan de klagende cliënt en de verwerende advocaat voorgehouden. De praktijk wijst uit dat de cliënten vaak de voorkeur geven aan behandeling door de raad van discipline en dat het wettelijk griffierecht van € 50,00 daaraan niet aan in de weg staat.
Grote mate van vrijheid
De raad van discipline hanteert als uitgangspunt dat de advocaat een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt naar eigen inzicht te behartigen. Of aan die vrijheid op juiste wijze invulling is gegeven wordt inhoudelijk beoordeeld. In veruit de meeste gevallen leidt die toets tot de slotsom dat de juridische en procesmatige aanpak kunnen worden onderschreven. Dit niet omdat de deels collegiale toetsing door de leden van de raad van discipline tot een te marginale beoordeling leidt maar omdat de juridische en procesmatige aanpak gelukkig in de meeste gevallen gewoon goed is. Wanneer een beroepsfout is gemaakt volgt echter minstens een waarschuwing met kostenveroordeling omdat volgens vaste rechtspraak van de tuchtrechter een beroepsfout per definitie tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
Maar ook gaat het voor de advocaat in tuchtzaken vaak fout omdat bij een inhoudelijk goede kwaliteit van het juridische deel van de werkzaamheden sprake is van tekortschieten op andere punten. Het komt helaas nog zeer regelmatig voor de tuchtrechter vaststelt dat:
- er geen schriftelijke opdrachtbevestiging is;
- er onduidelijke tarief- en/of prijsafspraken zijn gemaakt en/of vastgelegd;
- de voor- en nadelen van de verschillende manieren om de zaak aan te pakken onvoldoende zijn besproken en het advies van de advocaat niet of onvoldoende is vastgelegd;
- de cliënt niet gewaarschuwd is voor de risico’s van een civiele procedure waaronder het risico van hoge(re) kosten en/of het risico de procedure te verliezen met een veroordeling in de proceskosten van wederpartij;
- de cliënt onvoldoende betrokken is bij het verloop van de procedure;
- de cliënt onvoldoende op een zitting is voorbereid;
- de cliënt onvoldoende, ook weer schriftelijk, geadviseerd wordt wanneer de rechter beslist heeft, in het bijzonder wanneer de cliënt geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld;
- snel en lichtvaardig over de positieve mogelijkheden in beroep wordt geadviseerd;
- zo’n advies ook niet schriftelijk wordt gegeven of bevestigd;
- het hele rijtje hiervoor voor de procedure in beroep herhaald wordt.
Verwachtingsmanagement
Er zijn dus nogal wat risico’s. Zij zijn samen te vatten onder de noemer ‘verwachtingsmanagement’ en ‘dossiervorming’. Nu een gegrond verklaarde kwaliteitsklacht niet alleen tot een maatregel leidt maar ook nagenoeg altijd tot de standaard kostenveroordeling van € 1000,00 in eerste instantie door de raad van discipline en nog eens € 1000,00 per vergeefs hoger beroep bij het Hof van Discipline zijn dat helaas dure lessen.
Ter afsluiting nog een citaat van een Olympisch finalist als leidraad voor het verwachtingsmanagement: als je de favoriet bent is alleen goud goed genoeg en wanneer je tot de kanshebbers behoort ben je ook met zilver en brons heel erg blij.