Bart Swier is sinds 1999 advocaat en legt zich toe op het commune strafrecht, waarbinnen hij inmiddels een autoriteit is op het gebied van zedenzaken. Naast het werk in zijn praktijk is Bart universitair (gast)docent, docent bij de Beroepsopleiding Advocatuur en rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Noord-Holland. Op 26 maart 2020 is hij bovendien toegetreden tot de Raad van de Orde van advocaten in Amsterdam. Tijd voor vijf vragen aan… Bart Swier.
1. Van harte gefeliciteerd met uw toetreding tot de Raad van de Orde. Welke rol vervult u precies binnen de Raad?
Ik ben portefeuillehouder strafrecht bij de Raad van Toezicht van de Orde. Dat houdt enerzijds in het bijstaan van de deken in zijn toezicht over alle advocaten in ons arrondissement, het desgevraagd bieden van hulp aan advocaten op tuchtrechtelijk gebied, het aanspreken van het OM, rechtbank en hof op problemen die advocaten ondervinden met deze instanties en vice versa. Daarnaast ben in mentor van een groot aantal stagiaires die hun begingesprek met mij voeren, waarbij ik controleer of ze voldoen aan de vereisten voor beëdiging, en aan het einde van hun stage beoordeel of ze voldoen aan de vereisen voor hun stageverklaring. In de tussentijd kunnen ze mij benaderen met mogelijke problemen met hun patroon of kantoor.
2. Waarom heeft u besloten deze stap te zetten?
Ik was alweer ruim 20 jaar advocaat en dan neemt de nieuwsgierigheid toe naar nieuwe juridische ervaringen. Het verzoek om te komen praten met de Orde over een mogelijke toetreding kwam dus toevallig op een perfect moment. Een gesprek met mijn voorganger, Simeon Burmeister, maakte me erg enthousiast over deze functie: er gebeurt veel in Amsterdam, we zijn met ruim 6 duizend advocaten dus we zitten nooit stil. Verreweg de meeste advocaten doen hun werk met integriteit en toewijding maar soms gaat het mis en dan moet je passend reageren. Daarnaast vind ik het contact met stagiaires van allerlei kantoren buitengewoon plezierig: ik krijg opeens een kijkje in de keuken van veel Amsterdamse kantoren en hoor hoe daar met stagiaires om wordt gegaan. Die verhalen had ik anders nooit gehoord. Gelukkig hoor ik tot nu toe vaak enthousiaste verhalen van jonge advocaten over hun werk en hun kantoor en de meesten geven aan dat ze verwachten over 5 jaar nog steeds advocaat te zijn. Dat zegt voldoende over hun positieve beleving van het advocatenvak hier in Amsterdam.
3. U valt met uw neus in de boter – toegetreden tot de Raad in crisistijd. Op welke manier houdt corona de Raad bezig?
Qua corona zijn we met de Raad bijvoorbeeld bezig geweest de politie zo ver te krijgen dat ze politiekantoren ook corona-proof maken voor advocaten. Het heeft ongelooflijk lang geduurd voordat de spreekkamers voor advocaten ook een plexiglas-scherm kregen. Samen met mijn collega Chrisje Zuur, die tegelijk met mij is toegetreden tot de Raad van de Orde, hebben we ons daarvoor ingezet en dat heeft nu eindelijk resultaat gehad – maar dat had veel meer voeten in de aarde dan ik had gedacht. Ik vind het onbegrijpelijk dat de politie al maanden geleden wel plexiglas-schermen had opgehangen in de eigen verhoorkamers maar even vijf meter doorlopen om die ook op te hangen in de spreekkamers voor advocaten bleek een brug te ver.
4. In uw eigen praktijk bent u gespecialiseerd in zedenzaken. Wat is de grootste verandering die in de afgelopen jaren op dat terrein heeft plaatsgevonden?
De grootste verandering op zedengebied, strafprocesrechtelijk, is het steeds groter wordende verzet van officieren van justitie tegen verzoeken van de verdediging om aangeefsters te horen als getuige. Steeds vaker hoor ik van een officier dat zo’n verzoek moet worden afgewezen omdat zo’n verhoor schadelijk zou zijn voor een aangeefster. Een dergelijk advies tot afwijzing van een officier aan de rechter is echter vaak juridisch slecht onderbouwd: er is simpelweg een recht van de verdediging de (vaak) belangrijkste getuige te mogen horen, dat recht lijkt het OM te vergeten omdat alles moet wijken voor het belang van het vermeende slachtoffer. Zo’n verzoek kan, zo blijkt uit de jurisprudentie, slechts worden afgewezen als er een rapportage ligt van een deskundige waarin gemotiveerd staat dat een verhoor schadelijk is voor de gezondheid, maar dat deel van de jurisprudentie hoor ik zelden terug in zo’n afwijzend advies van het OM.
Binnen enige tijd komt er daarnaast op materieel gebied een aardverschuiving met nieuwe zedenwetgeving, waaronder een gloednieuw verkrachtingsartikel. Dat is nog niet aangenomen maar dat gaat wel gebeuren.
5. U bent docent bij de Beroepsopleiding Advocatuur. Wat kunt u zich nog herinneren van uw eigen tijd als advocaat-stagiair?
Mij staat bij dat de Beroepsopleiding voornamelijk heel erg gezellig was, met name de tweedaagse in een hotel in Bergen aan Zee. Ik kan me niet herinneren dat ik er veel heb geleerd. Ik heb destijds wel het vak Jaarrekeninglezen jarenlang uitgesteld, tot dat ik erachter kwam dat ik nog maar twee kansen had. Ik heb nog steeds wel eens de nachtmerrie dat ik dat vak nog moet doen en als ik het niet haal, ik van het tableau word geschrapt… Ruim na mijn stagetijd is de Beroepsopleiding helemaal op de schop gegaan en inhoudelijk veel beter geworden.
Redactie: Luce Smithuijsen en Nick van den Hoek